Quetiapine is een dibenzothiazepinederivaat dat is geëvalueerd voor de behandeling van patiënten met de uitingen van psychotische stoornissen. In farmacokinetische studies bij mensen werd quetiapine snel geabsorbeerd na orale toediening, met een mediane tijd tot het bereiken van de maximale waargenomen plasmaconcentratie variërend van 1 tot 2 uur. De absolute biologische beschikbaarheid is onbekend, maar de relatieve biologische beschikbaarheid van oraal toegediende tabletten in vergelijking met een oplossing was bijna volledig. Voedsel heeft minimale effecten op de absorptie van quetiapine. Het geneesmiddel is voor ongeveer 83% gebonden aan serumeiwitten. Onderzoeken met eenmalige en meervoudige doses hebben een lineaire farmacokinetiek aangetoond in het klinische doseringsbereik (tot 375 mg tweemaal daags). Het geneesmiddel wordt geëlimineerd met een gemiddelde terminale halfwaardetijd van ongeveer 7 uur. De primaire eliminatieroute is via het levermetabolisme. In vitro-onderzoeken tonen aan dat quetiapine voornamelijk wordt gemetaboliseerd door cytochroom P450 (CYP) 3A4. Na toediening van quetiapine werd ongeveer 73% van de radioactiviteit uitgescheiden in de urine en 21% in de feces. Quetiapine was goed voor minder dan 1% van de uitgescheiden radioactiviteit. Er zijn 11 door hepatische oxidatie gevormde metabolieten geïdentificeerd. Twee daarvan bleken farmacologisch actief te zijn, maar circuleren in plasma met 2 tot 12% van de concentratie van quetiapine en dragen waarschijnlijk niet wezenlijk bij aan de farmacologische effecten van het geneesmiddel. De farmacokinetiek van quetiapine lijkt niet te worden gewijzigd door het roken van sigaretten. De orale klaring neemt af met de leeftijd en was verminderd bij 2 van de 8 patiënten met leverfunctiestoornissen, maar niet bij patiënten met nierfunctiestoornissen. Quetiapine heeft geen effect op de in vitro activiteit van CYP1A2, 2C9, 2C19, 2D6 en 3A4 bij klinisch relevante concentraties. Het gebrek aan effect van quetiapine op leveroxidatie werd in vivo bevestigd door het gebrek aan effect van quetiapine op de dispositie van antipyrine. Quetiapine had geen effect op de serum-lithiumconcentratie. Fenytoïne en thioridazine verhogen de klaring van quetiapine, en ketoconazol verlaagt de klaring. Er werden geen klinisch significante effecten van cimetidine, haloperidol, risperidon of imipramine op de farmacokinetiek van quetiapine waargenomen. Bij gelijktijdige toediening van fenytoïne, thioridazine of andere krachtige CYP3A4-inductoren of -remmers kan derhalve aanpassing van de quetiapinedosering noodzakelijk zijn. De relatie tussen de therapeutische effecten en de plasmaconcentraties van quetiapine zijn onderzocht in een multicentrisch klinisch onderzoek. Er was geen statistisch significant verband tussen de diepteplasmaconcentratie van quetiapine en klinische respons zoals gemeten door traditionele beoordelingen van de ernst van psychotische symptomen. Verder klinisch onderzoek naar de relatie tussen plasmaconcentratie en effect van quetiapine kan helpen bij het vaststellen van richtlijnen voor het doseringsschema.