Beschrijving
Sesamoide botten zijn kleine min of meer afgeronde massa’s ingebed in bepaalde pezen en gewoonlijk verbonden met gewrichtsoppervlakken. Hun functies zijn waarschijnlijk het wijzigen van de druk, het verminderen van de wrijving, en soms het veranderen van de richting van een spiertrek. Dat zij bij de volwassene niet ontwikkeld zijn om aan bepaalde fysieke eisen te voldoen, blijkt uit het feit dat zij bij de foetus als kraakbenige knobbeltjes aanwezig zijn, en in grotere aantallen dan bij de volwassene. Zij moeten volgens Thilenius worden beschouwd als integrale delen van het skelet die fylogenetisch geërfd zijn. Lichamelijke noodzakelijkheden spelen waarschijnlijk een rol bij de keuze en bij de regulering van de mate van ontwikkeling van de oorspronkelijke kraakbeenknobbels. Niettemin kunnen onregelmatige botknobbels ontstaan als gevolg van intermitterende druk in bepaalde gebieden, b.v, het ruiterbeen, dat zich nu en dan ontwikkelt in de Adductor spieren van de dij.
Sesamoide botten worden belegd door het vezelige weefsel van de pezen, behalve op de oppervlakken in contact met de delen waarover zij glijden, waar zij gladde articulaire facetten vertonen.
In de bovenste extremiteit worden de sesamoide botten van de gewrichten alleen gevonden op het palmaire oppervlak van de hand. Twee, waarvan de mediale de grootste is, zijn constant aanwezig in het metacarpofalangeale gewricht van de duim; één is vaak aanwezig in het overeenkomstige gewricht van de pink, en één (of twee) in hetzelfde gewricht van de wijsvinger. Sesambeentjes komen ook incidenteel voor aan de metacarpofalangeale gewrichten van de middel- en ringvinger, aan het interfalangeale gewricht van de duim en aan het distale interfalangeale gewricht van de wijsvinger.
In de onderste extremiteit is het grootste sesambeentje van de gewrichten de knieschijf, ontwikkeld in de pees van de Quadriceps femoris. Op het plantaire aspect van de voet zijn er twee, waarvan de mediale de grootste is, altijd aanwezig bij het metatarsofalangeale gewricht van de grote teen; één soms bij de metatarsofalangeale gewrichten van de tweede en vijfde tenen, één soms bij het overeenkomstige gewricht van de derde en vierde tenen, en één bij het interfalangeale gewricht van de grote teen.
Sesambeentjes naast de gewrichten worden zelden gevonden in de pezen van de bovenste ledematen; één wordt soms gezien in de pees van de Biceps brachii tegenover de radiale tuberositeit. Zij zijn echter aanwezig in verscheidene pezen van de onderste ledematen, nl, één in de pees van de Peronæus longus, waar hij over het os cuboid glijdt; één, die pas laat in het leven verschijnt, in de pees van de Tibialis anterior, tegenover het gladde facet van het eerste spruwbeen; één in de pees van de Tibialis posterior, tegenover de mediale zijde van de kop van het sprongbeen; één in de laterale kop van de Gastrocnemius, achter de laterale condylus van het dijbeen; en één in de pees van de Psoas major, waar hij over het schaambeen glijdt. Sesambeentjes worden soms gevonden in de pees van de Glutæus maximus, wanneer deze over de grote trochanter loopt, en in de pezen die rond de mediale en laterale malleoli wikkelen.