Waarvoor dient deze test?
De eenzijdige variantieanalyse (ANOVA) wordt gebruikt om te bepalen of er statistisch significante verschillen zijn tussen de gemiddelden van drie of meer onafhankelijke (niet-gerelateerde) groepen. Deze handleiding geeft een korte inleiding tot de eenzijdige ANOVA, met inbegrip van de veronderstellingen van de test en wanneer u deze test moet gebruiken. Als u bekend bent met de eenzijdige ANOVA, maar een eenzijdige ANOVA-analyse wilt uitvoeren, ga dan naar onze gids: One-way ANOVA in SPSS Statistics.
Wat doet deze test?
De eenzijdige ANOVA vergelijkt de gemiddelden tussen de groepen waarin u bent geïnteresseerd en bepaalt of een van die gemiddelden statistisch significant van elkaar verschilt. Meer bepaald toetst ze de nulhypothese:
waarbij µ = groepsgemiddelde en k = aantal groepen. Als de eenzijdige ANOVA echter een statistisch significant resultaat oplevert, aanvaarden we de alternatieve hypothese (HA), namelijk dat er ten minste twee groepsgemiddelden zijn die statistisch significant van elkaar verschillen.
Op dit punt is het belangrijk te beseffen dat de eenzijdige ANOVA een omnibus-teststatistiek is en u niet kan vertellen welke specifieke groepen statistisch significant van elkaar verschilden, maar alleen dat dit voor ten minste twee groepen het geval was. Om te bepalen welke specifieke groepen van elkaar verschilden, moet u een post hoc test gebruiken. Post hoc tests worden verderop in deze handleiding beschreven.