Vijfenveertig jaar geleden besloten de leden van de American Psychiatric Association, met een kleine 58 procent meerderheid, om “homoseksualiteit” te schrappen van de lijst van geestelijke stoornissen in haar Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders. Op zijn oude dag herinnerde de grote homorechtenactivist Frank Kameny zich 15 december 1973 als de dag “waarop we massaal door de psychiaters werden genezen.”
In één klap hielp de A.P.A. homoseksualiteit te transformeren van een medische conditie naar een sociale identiteit. Het zou nog 27 jaar duren voordat de World Health Organization homoseksualiteit verwijderde uit haar eigen classificatie van geestelijke stoornissen in de International Classification of Diseases, het uitgebreide handboek van zo’n 55.000 diagnostische codes die artsen overal gebruiken voor diagnoses en verzekeringsvergoedingen. Maar deze zomer was de W.H.O. de A.P.A. voor op een ander punt – transgender rechten – door “gender incongruentie” te verplaatsen van haar hoofdstuk over geestelijke gezondheid naar haar hoofdstuk over seksuele gezondheid. Op haar website, onder het kopje “Kleine Code, Grote Impact,” zegt de W.H.O. dat gender incongruentie een seksuele gezondheidstoestand is waarvoor mensen medische hulp kunnen zoeken, maar dat “het bewijs nu duidelijk is dat het geen geestelijke stoornis is.”
De A.P.A. zou nu hetzelfde moeten doen door haar categorie van genderdysforie te elimineren, een technische term voor mensen die ongelukkig zijn vanwege hun gender incongruentie. Het zou een belangrijke stap zijn in het bevorderen van transgenderrechten en het verminderen van het stigma en de vooroordelen die mensen ervaren wanneer ze, door niets wat zij of iemand anders verkeerd hebben gedaan, niet het geslacht kunnen verdragen dat hun bij de geboorte is toegewezen.
De beslissing van 1973 over homoseksualiteit heeft ons geleerd dat we niet te snel te veel moeten verwachten. Inderdaad, Frank Kameny overdreef de macht van de A.P.A. voor sarcastisch effect. De meeste van de 42 procent die bezwaar maakten, hielden vast aan de psychoanalytische opvatting die Sigmund Freud in 1914 verwoordde, namelijk dat homoseksualiteit een ontwikkelingsprobleem is. De A.P.A. schrapte homoseksualiteit ook niet onmiddellijk uit de D.S.M. Als compromis handhaafde de organisatie in latere uitgaven diagnoses om mensen aan te duiden die ongelukkig waren over hun homoseksualiteit – ego dystonische homoseksualiteit, bijvoorbeeld – en schrapte homoseksualiteit volledig pas in de herziening van 1987.