De hoogste rechterlijke instantie van New York heeft geoordeeld dat een werkgever een niet-concurrentiebeding alleen kan afdwingen wanneer hij aan een van de volgende twee elementen kan voldoen: (1) Was de baan van de vertrekkende werknemer, zijn vaardigheden en zijn relatie met klanten “uniek en buitengewoon” of (2) Heeft de werknemer van de voormalige werkgever vertrouwelijke informatie of handelsgeheimen afgenomen en gebruikt of geprobeerd te gebruiken voor persoonlijk voordeel. Het is dus waarschijnlijker dat een werknemer die een ongebruikelijke functie bekleedt en zeer gespecialiseerde kennis heeft ontwikkeld over de producten, diensten, processen of methoden van een onderneming, of een nauwe en invloedrijke relatie met klanten heeft, in toekomstige werkgelegenheid zal worden beperkt dan iemand die een functie bekleedt die gebruikelijk is, weinig of geen interactie met klanten heeft, of geen toegang heeft tot gevoelige informatie.
Ook de rechtbanken fronsen hun wenkbrauwen over werknemers die niet-openbare of concurrentiegevoelige documenten, gegevens en informatie van hun voormalige werkgever stelen en die gebruiken in een poging om via een latere betrekking winst te maken. En wanneer er voldoende bewijs is van dergelijk gedrag, moet een werknemer verwachten dat een rechter beperkingen oplegt aan latere tewerkstelling – inclusief tegen nieuwe werkgevers – zelfs bij afwezigheid van een schriftelijke niet-concurrentieovereenkomst.
De overwegingen die van toepassing zijn op niet-wervingsovereenkomsten zijn enigszins anders en draaien meestal om wanneer de relatie van de voormalige werknemer met de beoogde persoon of firma voor het eerst tot stand kwam. In het algemeen, als de vertrekkende werknemer werd voorgesteld aan de klant of werknemer voordat hij voor het eerst in dienst kwam bij de onderneming die een niet-wervingsbepaling wil afdwingen, dan zal hij of zij vrij zijn om die relatie voort te zetten; anders kan de voormalige werkgever worden geacht een superieur recht op de relatie te hebben en kan hij of zij de voormalige werknemer rechtmatig beletten om zich gedurende een redelijke periode na het einde van het dienstverband met de relatie te bemoeien.
Omdat de vraag naar de afdwingbaarheid van niet-concurrentiebedingen en niet-wettelijkheidsbedingen of bepalingen zeer feitenspecifiek is, en de toepassing vereist van de vele nuances die op dit rechtsgebied bestaan, is het van essentieel belang dat een werknemer die wordt geconfronteerd met de mogelijke handhaving van hetzelfde, advies inwint van een raadsman met ervaring op dit rechtsgebied.