Leerdoel
- Beoordeel Constantijns opkomst aan de macht en relatie met het christendom
Kernpunten
- Het tijdperk van Constantijn markeerde een duidelijk tijdperk in de geschiedenis van het Romeinse Rijk, zowel door de stichting van Byzantium in het oosten, als door zijn aanvaarding van het christendom als staatsgodsdienst.
- Als keizer voerde Constantijn vele administratieve, financiële, sociale en militaire hervormingen door om het rijk te versterken.
- Constantijn beleefde een dramatische gebeurtenis in 312 tijdens de Slag bij de Milvische brug, waarna Constantijn het keizerschap in het westen opeiste en zich tot het christendom bekeerde.
- Volgens sommige bronnen had Constantijn op de avond van 27 oktober, terwijl de legers zich opmaakten voor de strijd, een visioen van een kruis, dat hem ertoe bracht te vechten onder de bescherming van de christelijke god.
- De toetreding van Constantijn was een keerpunt voor het vroege christendom; na zijn overwinning nam Constantijn de rol van beschermheer van het christelijk geloof op zich.
Termen
Slag bij de Milvische Brug
Een veldslag die plaatsvond tussen de Romeinse keizers, Constantijn I en Maxentius, op 28 oktober 312, en die vaak wordt gezien als het begin van Constantijns bekering tot het christendom.
Dict van Milaan
De overeenkomst van februari 313 CE om de christenen binnen het Romeinse Rijk welwillend te behandelen, waarmee een einde kwam aan jaren van vervolging.
Chi-Rho
Een van de vroegste vormen van het christogram, dat door sommige christenen wordt gebruikt, en door de Romeinse keizer Constantijn I (r. 306-337) werd gebruikt als onderdeel van een militaire standaard.
Constantijn de Grote was een Romeins keizer van 306-337 CE. Constantijn was de zoon van Flavius Valerius Constantius, een Romeinse legerofficier, en diens gemalin Helena. Zijn vader werd Caesar, de plaatsvervangende keizer in het westen, in 293 CE. Constantius werd naar het oosten gestuurd, waar hij opklom tot militair tribuun onder de keizers Diocletianus en Galerius. In 305 werd Constantius verheven tot de rang van Augustus, de hoogste westerse keizer, en Constantijn werd naar het westen teruggeroepen om onder zijn vader campagne te voeren in Britannia (het huidige Groot-Brittannië). Na de dood van zijn vader in 306 CE werd Constantius door het leger in Eboracum (het huidige York) tot keizer uitgeroepen. Hij zegevierde in een reeks burgeroorlogen tegen de keizers Maxentius en Licinius en in 324 CE werd hij de enige heerser van zowel het westen als het oosten.
Als keizer voerde Constantius vele administratieve, financiële, sociale en militaire hervormingen door om het rijk te versterken. De regering werd geherstructureerd en het civiele en militaire gezag werden gescheiden. Een nieuwe gouden munt, de solidus, werd ingevoerd om de inflatie tegen te gaan. Deze munt zou meer dan duizend jaar lang de standaard worden voor de Byzantijnse en Europese munteenheden. Als eerste Romeinse keizer die beweerde zich tot het christendom te hebben bekeerd, speelde Constantijn een invloedrijke rol bij de afkondiging van het Edict van Milaan in 313, waarin tolerantie voor het christendom in het rijk werd afgekondigd. Hij riep het Eerste Concilie van Nicea bijeen in 325, waar de geloofsbelijdenis van Nicea door de christenen werd afgelegd. Op militair gebied werd het Romeinse leger gereorganiseerd om te bestaan uit mobiele veldeenheden en garnizoenssoldaten die in staat waren interne bedreigingen en invallen van barbaren het hoofd te bieden. Constantijn voerde succesvolle campagnes tegen de stammen aan de Romeinse grenzen – de Franken, de Alamanni, de Goten en de Sarmaten – en vestigde zelfs gebieden die door zijn voorgangers tijdens de crisis van de derde eeuw waren verlaten.
Constantijns reputatie bloeide op tijdens het leven van zijn kinderen en eeuwen na zijn regering. De middeleeuwse kerk beschouwde hem als een toonbeeld van deugd, terwijl wereldlijke heersers hem aanriepen als een prototype, een referentiepunt, en het symbool van keizerlijke legitimiteit en identiteit. Een van zijn belangrijkste politieke nalatenschappen, naast het verplaatsen van de hoofdstad van het rijk naar Constantinopel, was dat hij, door het rijk aan zijn zonen na te laten, de tetrarchie van Diocletianus verving door het principe van dynastieke opvolging.
Eusebius van Caesarea, en andere christelijke bronnen, melden dat Constantijn in 312 een dramatische gebeurtenis meemaakte in de Slag bij de Milvische Brug, waarna Constantijn het keizerschap in het westen opeiste, en zich bekeerde tot het christendom. De Slag bij de Milviaanse brug vond plaats tussen de Romeinse keizers Constantijn I en Maxentius op 28 oktober 312. Het dankt zijn naam aan de Milviaanse Brug, een belangrijke route over de Tiber. Constantijn won de slag en begon aan het pad dat hem leidde naar het beëindigen van de tetrarchie en het worden van de enige heerser van het Romeinse Rijk. Maxentius verdronk in de Tiber tijdens de slag, en zijn lichaam werd later uit de rivier gehaald en onthoofd.
Volgens kroniekschrijvers, zoals Eusebius van Caesarea en Lactantius, markeerde de slag het begin van Constantijns bekering tot het christendom. Eusebius van Caesarea verhaalt dat Constantijn voor de slag naar de zon opkeek en daarboven een lichtkruis zag, en daarmee de Griekse woorden Ἐν Τούτῳ Νίκα (“in dit teken, verover!”), vaak weergegeven in een Latijnse versie, “in hoc signo vinces.” Constantijn beval zijn troepen hun schilden te versieren met een christelijk symbool (de Chi-Rho), en daarna zegevierden zij. De Boog van Constantijn, opgericht ter ere van de overwinning, schrijft Constantijns succes zeker toe aan goddelijke interventie; het monument vertoont echter geen openlijk christelijke symboliek, zodat er geen wetenschappelijke consensus bestaat over het verband tussen de gebeurtenissen en Constantijns bekering tot het christendom.
Na de veldslag negeerde Constantijn de altaren voor de goden die op het Capitool waren voorbereid en bracht hij niet de gebruikelijke offers om de zegevierende intocht van een generaal in Rome te vieren, maar ging hij rechtstreeks naar het keizerlijk paleis. De meeste invloedrijke mensen in het rijk, vooral hoge militaire ambtenaren, waren echter niet bekeerd tot het christendom en namen nog steeds deel aan de traditionele godsdiensten van Rome; Constantijns heerschappij getuigde in ieder geval van een bereidheid om deze groeperingen gunstig te stemmen. De Romeinse munten die tot acht jaar na de slag geslagen werden, droegen nog steeds de afbeeldingen van Romeinse goden. De monumenten die hij voor het eerst liet bouwen, zoals de Boog van Constantijn, bevatten geen verwijzing naar het christendom.
Constantijn en het christendom
Terwijl de Romeinse keizer Constantijn de Grote regeerde (306-337 CE), begon het christendom de overheersende godsdienst van het Romeinse Rijk te worden. Historici blijven in het ongewisse over de redenen van Constantijn om het christendom te verkiezen, en theologen en historici hebben gediscussieerd over de vraag welke vorm van het vroege christendom hij aanhangde. Er is geen eensgezindheid onder de geleerden over de vraag of hij in zijn jeugd het christendom van zijn moeder Helena overnam, of (zoals Eusebius van Caesarea beweert) haar aanmoedigde zich zelf tot het geloof te bekeren. Sommige geleerden vragen zich af in hoeverre hij als een christelijke keizer moet worden beschouwd: “Constantijn zag zichzelf als een ‘keizer van het christelijke volk’. Of dit hem tot een christen maakte is onderwerp van discussie,” hoewel hij naar verluidt kort voor zijn dood een doopsel ontving.
Constantijns besluit om de vervolging van christenen in het Romeinse Rijk te staken was een keerpunt voor het vroege christendom, soms aangeduid als de Triomf van de Kerk, de Vrede van de Kerk, of de Constantijnse Verschuiving. In 313 vaardigden Constantijn en Licinius het Edict van Milaan uit, waarbij de christelijke eredienst werd gedecriminaliseerd. De keizer werd een groot beschermheer van de Kerk en schiep een precedent voor de positie van de christelijke keizer binnen de Kerk, en de notie van orthodoxie, christendom, oecumenische concilies en de staatskerk van het Romeinse Rijk, die in 380 bij edict werd afgekondigd. Hij wordt in de Oosters-Orthodoxe Kerk en de Oosters-Orthodoxe Kerk vereerd als heilige en isapostolos vanwege zijn voorbeeld als “christelijk vorst.”