Op Aswoensdag sprak mijn vrouw met een van haar collega’s die in de war was door de askruisjes die ze die dag op de hoofden van de mensen zag. Ze maakte van de gelegenheid gebruik om haar vriendin te vertellen over de vastentijd en hoe die staat voor de 40 dagen die Jezus in de woestijn doorbracht. Haar vriendin antwoordde: “Nou… waarom moest Jezus de woestijn in?”
Een diepe en diepzinnige vraag, vooral van iemand die niet katholiek is. De vastentijd komt en gaat elk jaar, maar hoe vaak denken we er eigenlijk over na waarom Jezus de woestijn inging?
Het is geen toeval dat er 40 dagen in de vastentijd zijn; zoals de catechismus zegt: “Door de plechtige veertig dagen van de veertigdagentijd verenigt de Kerk zich elk jaar met het mysterie van Jezus in de woestijn” (CKK 540). De veertigdagentijd is bedoeld om ons te verplaatsen in de verzoeking van Christus in de woestijn; niet alleen geestelijk door gebed en aalmoezen, maar ook lichamelijk door perioden van vasten en het onszelf ontzeggen van wereldlijke genoegens.
De verzoeking van Christus wordt verteld in het vierde hoofdstuk van het evangelie van Matteüs. Iedere christen kent het verhaal waarschijnlijk: na zijn doop wordt Jezus door de Heilige Geest naar de woestijn geleid, waar hij 40 dagen lang door Satan wordt verzocht. Nogmaals, er zijn geen toevalligheden in Jezus’ leven, en het is zeker geen toeval dat Jezus de woestijn inging onmiddellijk nadat de Heilige Geest had onthuld wie Jezus is: “Nadat Jezus gedoopt was, kwam hij uit het water en zie, de hemelen werden geopend en hij zag de geest Gods neerdalen als een duif, die op hem kwam” (Mt 3,16-17).
Verleiding is een steeds terugkerend thema in het christelijk leven; in feite was het de mislukking van Adam en Eva om de verleiding te weerstaan, die er de oorzaak van was dat de zonde zijn intrede deed in de volmaakte wereld die God in de eerste plaats gemaakt had. De drie verzoekingen die Christus in de woestijn ondervond, komen overeen met de verzoekingen waaraan Adam en Eva in de hof van Eden hebben toegegeven: het eten van verboden voedsel, valse aanbidding en het op de proef stellen van God. Het grote verschil is natuurlijk dat Jezus bij elke verzoeking Satan weerstond en volledig op God de Vader vertrouwde om ze te weerstaan. Hij was moe, hongerig en vermoeid, net als ieder van ons zou zijn na een zwerftocht door de woestijn, maar zelfs in zijn menselijkheid zegevierde Christus.
Toen Jezus’ tijd in de woestijn ten einde liep, sluit het verhaal af: “Toen verliet de duivel Hem, en zie, engelen kwamen en dienden Hem” (Mt 4,11). Dit brengt ons terug bij de vraag: Waarom ging Jezus de woestijn in? Het antwoord is tweeledig: door de beproevingen van de duivel te weerstaan, vervulde Christus wat Adam niet kon, zelfs in zijn gevallen staat als mens, en werd zo, zoals Augustinus het uitdrukt, een “Middelaar in het overwinnen van verzoekingen, niet alleen door ons te helpen, maar ook door ons een voorbeeld te geven”. Met andere woorden, Jezus wordt een nieuwe Adam en verlost het falen van de mens om Gods geboden te gehoorzamen. Ten tweede, en nog belangrijker, ging Christus de woestijn in om te bewijzen dat hij is wie hij zegt dat hij is; namelijk dat hij werkelijk de Messias is, de Zoon van God, degene die gekomen is om de zonden van de wereld weg te nemen, die gekomen is om de wil van zijn Vader te doen. Zoals Origenes het zegt, toonde Christus de duivel hoe “hij door middel van de verschillende ondeugden de heer van de wereld was.”
Als de veertigdagentijd afloopt en het paastriduüm nadert, dient het nadenken over de tijd en de verzoeking van Christus in de woestijn als een richtinggevend baken van hoop. Ook Hij werd in verzoeking gebracht, net als wij allemaal; toch bewees Hij dat door standvastig gebed en volledig vertrouwen op God de Vader, de verzoeking haar macht verliest.
Schilderij: Briton Rivière, De verzoeking in de woestijn, 1898