Nanchao Periode (650 – 1250 n.Chr.): Na de stichting van een Thais koninkrijk in Zuid-China, migreerde het Thaise volk verder naar het zuiden, waar het zich vestigde op de Centrale Laagvlakte onder de heerschappij van het Khmer-rijk. De onafhankelijke Thaise staat Sukhothai werd gesticht in ongeveer 1238 AD.
Sukhothai Periode (1238 – 1378 AD): Het ‘gouden tijdperk’ van de Thaise geschiedenis, de 13e eeuw, was een tijd waarin de Thais een machtige onafhankelijkheidsmacht werden en een ideale staat vormden, geregeerd door vriendelijke heersers. Het machtigere Ayutthaya liet zich echter in 1350 over Sukhothai gelden.
Ayutthaya Periode (1350 – 1767 AD): Terugkerend naar Khmer-principes, kreeg Ayutthaya meer macht over zijn vorsten, wat leidde tot conflicten tussen naburige vorstendommen. Nadat in de 17de eeuw diplomatieke betrekkingen waren aangeknoopt, vielen de Birmezen in 1767 binnen en veroverden Ayutthaya. De controle duurde echter niet lang.
De Don Buri periode (1767 – 1772 n.Chr.): Uit angst voor een nieuwe aanval werd de hoofdstad van Ayutthaya overgebracht naar een plaats dichter bij de zee om de verdediging, aankoop en buitenlandse handel te vergemakkelijken. Er werd een nieuwe hoofdstad gevestigd in Thon Buri en er kwamen sterke heersers, maar het koninkrijk viel snel uiteen door een gebrek aan gezag.
Rattanakosin Periode (1782 – het heden): Een nieuwe heerser verplaatste de hoofdstad naar Bangkok en vestigde het Grand Palace. Verdere heersers voerden sociale en economische hervormingen door, herstelden de betrekkingen met de omliggende provincies, westerse naties en de handel met China en beëindigden Europese verdragen, vestigden het moderne Thailand en vermeden kolonisatie. In de periode 1869-1910 werd de slavernij afgeschaft, in 1925 werden onderwijshervormingen ingevoerd en in 1939 werd Thailand een democratische regering.