Door Bert Ghezzi
Van Voices of the Saints
Het christendom verspreidde zich als een lopend vuurtje in het zestiende-eeuwse Japan. In de jaren 1580, minder dan veertig jaar nadat Franciscus Xaverius het geloof had geïntroduceerd, telde de kerk tweehonderdduizend bekeerlingen. De groei had zich doorgezet ondanks de tegenstand van boeddhistische priesters en vele kleine heersers. In 1587 echter gelastte keizer Hideyoshi de verbanning van alle katholieken, waardoor de missionarissen van de Jezuïeten gedwongen werden hun werk vanuit het verborgene te doen. Maar de echte vervolging brak pas eind 1596 uit, toen Hideyoshi zesentwintig Jezuïeten, Franciscanen en leken optrommelde en voorbereidingen trof om hen te martelen.
Onder de slachtoffers was de heilige Paul Miki, een novice van de Jezuïeten die net een elfjarige opleiding achter de rug had. Pauls adellijke familie bekeerde zich toen hij een kind was en op vijfjarige leeftijd werd hij gedoopt. Opgevoed door Jezuïeten trad de begaafde jongeling op tweeëntwintigjarige leeftijd toe tot hun noviciaat. Hij had zich intensief verdiept in de leer van de boeddhisten om met hun priesters te kunnen debatteren. Hij verwelkomde zijn kans op het martelaarschap, maar wenste misschien een beetje dat het lang genoeg zou worden uitgesteld zodat hij priester gewijd kon worden.
Hideyoshi liet de linkeroren van de zesentwintig martelaren afsnijden als teken van gebrek aan respect en paradeerde met hen door Kyoto. Gekleed in zijn eenvoudige zwarte toog, viel Paulus op tussen hen. De meeste toeschouwers realiseerden zich dat deze nobele jongeman het kostuum van een samoerai had kunnen dragen met twee zwaarden aan zijn riem. De hele vertoning had het onverwachte effect dat ze medelijden opriep bij de menigte, van wie sommigen zich later bekeerden.
De martelaren werden toen naar Nagasaki gebracht. Ze werden aan kruizen vastgebonden, hun nek werd door ijzeren ringen op zijn plaats gehouden. Naast elk van hen stond een beul met zijn speer klaar om toe te slaan. Een ooggetuige gaf het volgende verslag:
Toen de kruisen werden opgericht was het een wonder om de standvastigheid van hen allen te zien. Onze broeder Paul Miki, die zich verheven zag in de meest eervolle positie die hij ooit had ingenomen, verkondigde openlijk dat hij een Japanner was en een lid van de Sociëteit van Jezus. En dat hij ter dood werd gebracht omdat hij het evangelie had verkondigd. Hij dankte God voor zo’n kostbare gunst.
Hij voegde er vervolgens aan toe: “Nu ik op dit moment van mijn bestaan ben aangekomen, geloof ik dat niemand van u denkt dat ik de waarheid wil verbergen. Daarom verklaar ik u, dat er geen andere weg tot redding is dan die, welke de christenen volgen. Omdat deze weg mij leert mijn vijanden en allen die mij beledigd hebben te vergeven, vergeef ik gewillig de koning en allen die mijn dood hebben gewenst. En ik bid dat zij de wens van de christelijke doop zullen verkrijgen.”
Op dit punt richtte hij zijn ogen op zijn metgezellen en begon hen aan te moedigen in hun laatste strijd. De gezichten van hen allen straalden van grote blijdschap. Een andere christen riep hem toe, dat hij spoedig in het paradijs zou zijn. “Zoals mijn Meester,” mompelde Paulus, “zal ik sterven aan het kruis. Net als hij zal een lans mijn hart doorboren, zodat mijn bloed en mijn liefde over het land kunnen vloeien en het kunnen heiligen voor zijn naam.”
Terwijl zij op de dood wachtten, zong de hele groep de lofzang van Zachary (zie Lucas 1:67-79). De beulen stonden eerbiedig toe te kijken tot ze het laatste couplet hadden gezongen. Toen staken zij op een gegeven moment hun speren in de flanken van de slachtoffers. Op die dag, 5 februari 1597, verwelkomde de kerk van Japan haar eerste martelaren.
Uittreksel uit Voices of the Saints door Bert Ghezzi.
Verdere links
St. Paul Miki
Video over de laatste woorden van Paul Miki.
Selected Biographies of Jesuits Saints and Blesseds