Songs of Insects

Common True Katydid (Pterophylla camellifolia)

http://songsofinsects.com/wp-content/uploads/insect_musicians_common_true_katydid_chorus.mp3

Song van een bos vol met Common True Katydids (scroll naar beneden voor uitleg en extra opnames!

De enige soort in het geslacht Pterophylla, de Gewone Katydide (vroeger Noordelijke Katydide genoemd) is het insect dat iedereen associeert met de naam “katydide”. Deze soort is groot, helder groen, en volumineus in verschijning. Hoewel de voorvleugels groot zijn, kan de gewone Katydid niet vliegen. De mannetjes hebben een donkerbruin stridulatory veld. Het is uiterst moeilijk om deze katydiden te vangen, omdat ze meestal hoog in de bomen zitten, vooral eiken, en ze goed opgaan in hun omgeving. Tijdens het broedseizoen kan men ze echter soms wandelend over wegen aantreffen, in de richting van dichte koren.

Common True Katydid

Zang: Een van de luidste onder de Noord-Amerikaanse katydiden – de voorvleugels van de mannetjes buigen iets uit om een resonantiekamer te creëren die hun roep versterkt. De zang is samengesteld uit harde breedbandige tonen die het luidst zijn bij 3-5 kHz, maar die helemaal doorlopen tot 20 kHz en verder. De zang wordt gegeven vanaf de schemering tot in de nacht, waarbij de mannetjes zingen vanaf hoge zitplaatsen in loof- of naaldbomen. Ze vormen vaak reusachtige refreinen, waarbij hun gezamenlijke gezang bijna alle andere geluiden overstemt. Als er veel mannetjes op een plek zijn, sluit elk mannetje zich aan bij een van de twee zanggroepen. De mannetjes binnen elke groep synchroniseren hun gezang, terwijl de twee groepen hun gezang afwisselen, waardoor een daverende pulsatie van geluid ontstaat die de luisteraar kan overweldigen. De nachtelijke zangkoren van katydiden hebben de vroege Pelgrims, die nog nooit zulke geluiden hadden meegemaakt, zelfs bang gemaakt. Wanneer de temperatuur daalt, zingen de mannetjes langzamer, waarbij de zang een krakende of kreunende kwaliteit aanneemt.
Er zijn drie verschillende populaties of ondersoorten (aangegeven met verschillende kleuren in de verspreidingskaart), die elk een ander roeppatroon hebben. In de noordelijke helft van het verspreidingsgebied zingen katydiden liedjes die gewoonlijk bestaan uit 2-3 harde pulsen die in een rustig tempo worden uitgesproken: ch-ch … ch-ch-ch … ch-ch-ch … (vaak vergeleken met de woorden ka-ty of ka-ty-did). In het zuidoostelijke deel van het verspreidingsgebied bestaat het gezang uit 3-5 pulsen die sneller worden gegeven, waardoor elk lied klinkt als een kort geratel. In het zuidwestelijke deel van het verspreidingsgebied zingen de individuen traag, met slechts 1-2 impulsen per lied. Het onderstaande sonagram toont de zang van de noordelijke populatie.
Sonogram van een gewone Katydid die zingt bij ~75F. © Wil Hershberger.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.