Semiologie en Mythe
Barthes’ semiologie nam Saussure’s claim over dat zijn taalkundige theorieën konden worden gebruikt om het bredere leven van tekens in de samenleving te bestuderen. Dienovereenkomstig paste Barthes die theorieën toe op de naoorlogse cultuur van goederen, voorwerpen en berichten in Frankrijk om deze te begrijpen als tekens binnen een betekenissysteem dat wordt gegenereerd in zowel hun collectieve, structureel onderling verbonden als hun individuele, intern gestructureerde relaties, met inbegrip van hun tweede-orde culturele connotatie, die Barthes mythe noemde. Hoewel de term semiologie aan het begin van de eeuw was bedacht door Saussure in zijn Course in General Linguistics, en ondanks het feit dat het door hem systematisch was gedefinieerd als de wetenschap, die het bestaan bestudeert van de tekens in het hart van het sociale leven, was Barthes van mening dat een wetenschap nog steeds niet conventioneel was geïntroduceerd in de academische wereld.
In het midden van de jaren zestig bevond Barthes zich daarom in de voorhoede van een belangrijk theoretisch debat, dat hem zou plaatsen tegenover de voorstanders van de orthodoxe taalkunde. Barthes was een dergelijke weg ingeslagen in Writing Degree Zero, waarin hij had nagedacht over de historische conditie van literaire taal, en over het feit dat alle taal wordt ingeperkt door haar eerder toegeschreven betekenis, en dat zij bestaat in een specifieke cultuur en daarom altijd vol zit met impliciete veronderstellingen over een bepaalde sociale werkelijkheid. Barthes verzette zich niet alleen tegen de orthodoxies van de taalkunde op universitair niveau, maar beklaagde zich ook over de academische literaire kritiek, en wel in Writing Degree Zero. Een van zijn klachten was dat de academische kritiek psychologisch naïef en deterministisch was. Bovendien vond Barthes dat ze werkte met een model van de menselijke persoonlijkheid dat achterhaald was door de ontdekkingen van de psychoanalyse.
In 1963, bij de publicatie van zijn Elements of Semiology, betoogde Barthes verder hoe taal en spraak in hun wederkerige relatie Durkheims concept van een collectief geweten aanvulden. Barthes, als structuralist, wilde het belang van de onuitgesproken, onbewuste taal lokaliseren in de handeling van het schrijven. Hij onderzocht het verlangen en de emotie die deel uitmaken van geschreven teksten, en deed dat in relatie tot de politiek en het sociale leven. In Mythologies richtte hij zich op de verborgen, onbewuste boodschappen van de massamedia die kapitalistische ideologieën propageren. In zijn ontmaskering van alle ideologieën om hun effectiviteit te vernietigen, had Barthes ontdekt dat zowel kapitalistische als revolutionaire talen hun eigen mythen in stand houden.
Barthes’ methode om mythen als een tekst te lezen ontleende hij aan zijn ervaring als mythograaf. De methode kwam ook voort uit de taalkunde, of preciezer gezegd, de semiotiek, de laatste opgevat als de studie van tekensystemen en betekenisgeving. Barthes maakte een onderscheid tussen de denotatie van een teken en de connotatie ervan, waarbij de denotatie de letterlijke betekenis was, en de connotatie de mythische betekenis. Connotatie werd geclassificeerd als symboliek, aangezien connotaties bijkomende betekenissen waren die aanwezig waren naast de letterlijke betekenis van het teken dat in kwestie was. Barthes vond in ‘Myth Today’ dat mythe werd gevormd door het verlies van de historische kwaliteit van de dingen, en daarin verloren de dingen zelf de herinnering aan hun eigen fabricage.
In Elements of Semiology noemde Barthes de term denotatie primaire betekenisgeving en de term connotatie secundaire betekenisgeving, waarbij het eerste systeem van denotatie het uitdrukkingsvlak of de betekenaar werd van het tweede systeem van connotatie. De betekenaars van connotatie bestonden uit tekens, betekenaars en betekenissen die verenigd waren in het gedenoteerde systeem. Barthes stelde dat het op het niveau van de secundaire betekenisgeving of connotatie was dat de mythe werd geproduceerd voor consumptie. Mythe in een dergelijke intellectuele en sociale context verwees naar ideologie alsof het werd opgevat als een geheel van ideeën en praktijken, waarbij de waarden en belangen van dominante groepen in de samenleving actief werden bevorderd, en gebruikelijke machtsstructuren werden verdedigd.
In de cultuurtheorie verschafte Barthes’ werk een definitie van ideologie. Barthes stelde dat ideologie, of mythe, voornamelijk functioneerde op het niveau van de connotatie, de secundaire, vaak onbewuste betekenissen die teksten en praktijken droegen, of die men kon doen dragen. In die tijd was het juist het concept van connotatie, ontleend aan het werk van Hjelmslev, dat Barthes in staat stelde zich te bewegen tussen het domein van de wetenschap en het politieke. In ‘Myth Today’ situeerde Barthes de ideologie op het niveau van de connotatie, in wat niet expliciet werd gezegd, maar in wat werd geïmpliceerd en dus een nog grotere kracht droeg. Waar hij een theorie van de semiotiek ging verkondigen om zijn beoefening ervan te rechtvaardigen, leunde Barthes zwaar op het werk van Hjelmslev, met name op diens korte opmerkingen die een onderscheid maakten tussen semiotische systemen die duiden en systemen die ook connoteren. Barthes zelf was een kenner van connotaties, niet van denotaties. Hij geloofde dat de semiotiek zich moest laten leiden door de linguïstiek.
Ook in de cultuurtheorie heeft men betoogd dat Barthes een van de belangrijkste beoefenaars was van de semiotiek als een politieke lezing van de samenleving. Een dergelijk argument op dit gebied behandelt Barthes’ Mythologieën als een reeks snedige essays over de interpretatie van een aantal Franse culturele fenomenen vanuit een bijna marxiaans perspectief. Voor de Barthes van Mythologieën werd de praktijk van de semiose als hygiëne beschouwd, en bracht zij aan het licht op welke onrechtmatige wijze tekens door een machtige sociale groep konden worden gebruikt ten koste van andere. Barthes gebruikte de term mythe daar op een opzettelijk tendentieuze manier om te verwijzen naar dergelijk systematisch misbruik van het proces van betekenisgeving. Volgens Barthes waren er geen grenzen aan welke objecten zo misbruikt konden worden.
In de bundel The Rustle of Language, een verzameling van 45 essays geschreven tussen 1967 en 1980, bracht Barthes een hommage aan Jakobson en de jonge Bulgaars-Franse filosofe Julia Kristeva (1941- ), namelijk aan hun bijdragen aan de semiotiek. Niettemin was het Barthes’ Elementen van de semiologie die zijn formele en systematische studie in de mechanica van de semiotiek vertegenwoordigde. Deze laatste publicatie bezorgde Barthes een solide reputatie als semioticus in Frankrijk en daarbuiten. Dit en vele andere werken van Barthes waren afgemeten reflecties op taal tekensystemen, teksten, en de aard zelf van wat ze in staat waren om ons te vertellen over de menselijke conditie. Met name Elements of Semiology was een schoolvoorbeeld van de continentale taalfilosofie, een studie die deels schatplichtig was aan de Franse traditie in de menswetenschappen enerzijds, en anderzijds een oefening in literatuurwetenschap. Barthes’ werk, waaronder Elements of Semiology, bezorgde hem in de hedendaagse theorie van de menswetenschappen en de sociale wetenschappen een reputatie voor het zoeken naar gemeenschappelijke vormen van tekensystemen, mythen of connotaties in alle bestudeerde domeinen, en het zoeken naar tegenstellingen, of binaire relaties, tussen domeinen zoals natuur en cultuur, maar ook essentie en geschiedenis. Barthes maakte duidelijk dat de structurele studie van de mythe slechts de helft van de waarheid kon leveren, en dat de andere helft moest worden geleverd door empirische middelen, of door de sociologie, die de praktijk van de kwantificering impliceerde.
Het was ‘Myth Today’, samen met ‘Elements of Semiology’ en zijn werk ‘The Fashion System’, die Barthes’ tweede semiologische periode uitmaakten, en die onmiddellijk volgde op ‘Writing Degree Zero’. De publicatie van Mythologieën, met inbegrip van ‘Myth Today’, markeerde een periode in Barthes’ carrière waarin hij zijn theoretisch kader begon uit te werken, een kader dat steeds meer in het teken kwam te staan van politieke kwesties. Zijn marxisme begon hem op collegiale wijze in de richting van de Communistische Partij in Frankrijk te duwen, maar zijn bekende lafhartige en onzekere houding zorgde ervoor dat hij op een afstand bleef van hun zaken. Hij besprak zijn twijfels met collega’s in Parijs in de jaren 1950, en legde uit wat zijn zorgen waren over die partij, en hoe moe hij was om intellectuelen verlamd te zien, niet in staat om te beslissen waar ze stonden in relatie tot het communisme. Van het grootste belang is dat Barthes depressief was over het verminderde belang van linkse intellectuelen in Frankrijk. Hij werd geconfronteerd met veel tegenstrijdige meningen van mensen die hij respecteerde, en dergelijke confrontaties gaven hem het gevoel dat zijn interesses in het Franse intellectuele en sociale leven waren verschoven, en dat hij in het proces ontspoord was.