De meeste kleine zangvogels worden ook wel baarsvogels of passerines genoemd.
Zijn voeten zijn typisch klein en hebben geen veren.
Zangvogelvoeten hebben drie tenen die naar voren zijn gericht en één teen die naar achteren is gericht. Deze opstelling van de tenen staat bekend als anisodactyl.
Zangvogels hebben zeer weinig gevoel in hun voeten omdat hun voeten weinig zenuwen en bloedvaten hebben. Deze aanpassing stelt zangvogels in staat om bij vriesweer te landen op koude zitstokken zoals draden.
Wanneer zangvogels roesten (neerstrijken om te rusten), bedekken hun buikveren hun voeten om ze warm te houden. Als het bijzonder koud weer is, zullen veel passerines hurken om hun voeten te bedekken als ze eten.
Misschien heb je wel eens naar passerines op een draad gekeken en je afgevraagd hoe ze op hun plaats kunnen blijven zitten als ze in slaap vallen. Ze zijn in staat om hun greep te houden omdat baarsvogels dunne pezen hebben die buigpezen worden genoemd en die zich uitstrekken van de beenspieren langs de achterkant van het tarsusbeen en vastmaken aan de tenen.
Wanneer een vogel op een zitstok landt, spannen deze buigpezen zich aan, waardoor de tenen rond de zitstok worden vergrendeld. Het is een onwillekeurige reflex. De pezen blijven gespannen tot de poten weer recht staan.