Pectine, een van de groepen wateroplosbare koolhydraatstoffen die in de celwanden en intercellulaire weefsels van bepaalde planten worden aangetroffen. In de vruchten van planten helpt pectine de wanden van aangrenzende cellen bijeen te houden. Onrijpe vruchten bevatten de voorloperstof protopectine, die wordt omgezet in pectine en beter oplosbaar wordt in water naarmate de rijping vordert. In dit stadium helpt de pectine rijpende vruchten om stevig te blijven en hun vorm te behouden. Naarmate een vrucht overrijp wordt, wordt de pectine afgebroken tot eenvoudige suikers die volledig oplosbaar zijn in water. Als gevolg daarvan wordt de overrijpe vrucht zacht en begint zijn vorm te verliezen.
Omdat pectine een dikke gel-achtige oplossing kan vormen, wordt het commercieel gebruikt bij de bereiding van gelei, jam en marmelade. Zijn verdikkende eigenschappen maken het ook nuttig in de suikerwerk-, farmaceutische, en textielindustrie. Pectinestoffen bestaan uit een geassocieerde groep polysachariden die met heet water of met waterige oplossingen van verdunde zuren kunnen worden geëxtraheerd. De voornaamste bronnen van commerciële pectine zijn de schillen van citrusvruchten, en in mindere mate appeldroesem (residu van ciderpersen). Zeer kleine hoeveelheden pectine volstaan in aanwezigheid van fruitzuren en suiker om een gelei te vormen.
Pectine heeft ook verscheidene gezondheidsvoordelen bij de mens. Zo kan pectine het gehalte aan lipoproteïnen met een lage dichtheid (LDL) verlagen, waardoor het cholesterolgehalte daalt, en kan het de doorgang van voedsel door de darm vertragen, waardoor diarree wordt verlicht. Pectines kunnen ook celdoodtrajecten in kankercellen activeren, wat erop wijst dat pectines een belangrijke rol kunnen spelen bij het voorkomen van bepaalde soorten kanker.