Hier is een van de meest aangrijpende en tragische scènes (althans wat betreft de uitkomst, die hier voorspeld maar onuitgesproken is) uit de hele epische poëzie. Uit Homeros’ Ilias, in de Richmond Lattimore vertaling van de University of Chicago Press, is dit het moment op de kantelen van Troje, wanneer de grote held van de Trojanen, Hector, het gevecht even heeft verlaten; zijn vrouw Andromache komt met hem spreken, vergezeld van een verpleegster en hun zuigeling, Astyanax.
Andromache in Captivity, door Frederic Leighton
Eerst smeekt Andromache, die Hectors dood voorziet, hem om zich uit de strijd terug te trekken. “Liefste, je eigen grote kracht zal je dood worden, en je hebt geen medelijden met je zoontje, noch met mij, ziek van sterfte, die spoedig je weduwe zal zijn…” Ze herinnert Hector eraan dat haar hele familie al in de oorlog is gedood, waaronder haar vader en zeven broers, allen gedood door Achilles (die ook voorbestemd is om Hector in een dodelijk gevecht te verslaan.
“Hector, jij bent dus mijn vader, mijn geëerde moeder, jij bent mijn broer, en jij bent mijn jonge echtgenoot. Heb dan medelijden met mij, blijf hier op de wal, opdat je je kind niet als wees achterlaat, je vrouw niet als weduwe…”
Hectors antwoord is dat van de klassieke Homerische held:
Toen antwoordde de lange Hector met het glanzende roer haar: “Al deze dingen zijn ook in mijn gedachten, vrouwe; toch zou ik mij diep schamen voor de Trojanen, en de Trojaanse vrouwen met slepende gewaden, als ik als een lafaard zou terugdeinzen voor de strijd … want ik weet dit goed in mijn hart, en mijn verstand weet het: er zal een dag komen waarop het heilige Ilion zal vergaan, en Priam, en het volk van Priam van de sterke as-spies. Maar het is niet zozeer het leed dat de Trojanen te wachten staat dat mij verontrust, zelfs niet dat van Priam, de koning, noch dat van Hecabe … als wel de gedachte aan jou, wanneer de een of andere bronsgepantserde Achaïrees je in tranen wegvoert en je je dag van vrijheid ontneemt; en je in Argos aan het weefgetouw van een ander moet werken en water moet dragen uit de bron Messeis of Hypereia, allemaal onwillig, maar sterk zal de noodzaak voor je zijn; en op een dag zal een man, terwijl hij je in tranen ziet vergieten, over je zeggen: Dit is de vrouw van Hector, die altijd de dapperste strijder van de Trojanen was, paardenbrekers, in de dagen dat zij om Ilion vochten.’
Zo zal men over u spreken; en voor u zal het nog een nieuw verdriet zijn, weduwe te zijn van zo’n man die de dag van uw slavernij kon afweren. Maar moge ik dood zijn en de gestapelde aarde mij verbergen voordat ik je hoor huilen en hierdoor weet dat ze je gevangen slepen.”
Zo sprak de glorieuze Hector zijn armen uit naar zijn baby, die schreeuwend terugdeinsde naar de boezem van zijn mooie, gevormde voedster en verschrikt schrok van het aanzicht van zijn eigen vader, doodsbang toen hij het brons zag en de kuif met het paardenhaar, dat vreselijk knikte, zoals hij dacht, vanaf de top van de helm. Toen lachte zijn geliefde vader, en zijn geëerde moeder, en meteen tilde de glorierijke Hector de helm van zijn hoofd en legde hem in al zijn glans op de grond. Toen nam hij zijn dierbare zoon op en wierp hem in zijn armen, kuste hem en verhief zijn stem in gebed tot Zeus en de andere onsterfelijken: “Zeus, en gij andere onsterfelijken, geef dat deze jongen, die mijn zoon is, moge zijn zoals ik, bij uitstek onder de Trojanen, groot in kracht als ik, en heers krachtig over Ilion; en laat men op een dag over hem zeggen: ‘Hij is veel beter dan zijn vader,’ als hij uit de strijd komt; en laat hij zijn vijand doden en de bloedige buit mee naar huis nemen, en het hart van zijn moeder verrukken.’
Hectors bange voorspellingen zouden natuurlijk allemaal uitkomen. Hijzelf zou door Achilles in de strijd worden gedood; zijn zoon, nog een zuigeling, zou worden gedood; terwijl Andromache inderdaad in gevangenschap werd weggevoerd, hoewel haar levenseinde kwam, op hoge leeftijd, als koningin.
Zo sprak de glorierijke Hector weer en nam de helm met de kuif van paardenhaar op, terwijl zijn geliefde vrouw huiswaarts ging, zich omkerende om op de weg terug te kijken, de levende tranen latend vallen. En toen zij met gezwinde spoed in het goed gesettelde huisgezin kwam … vond zij daarbinnen een groot aantal dienstmaagden, en haar komst bracht hen allen in rouw. Zo treurden zij in zijn huis over Hector, terwijl hij nog leefde, want zij dachten dat hij nooit meer levend uit de strijd zou terugkomen, ontsnapt aan de Achaïsche handen en hun geweld.