normatieve theorie Hypothesen of andere uitspraken over wat goed en fout, wenselijk of onwenselijk, rechtvaardig of onrechtvaardig is in de samenleving. De meerderheid van de sociologen vindt het onwettig om van verklaring naar evaluatie te gaan. Volgens hen moet de sociologie ernaar streven waardevrij en objectief te zijn, of althans geen expliciete waarde-oordelen te vellen. Dit komt omdat, volgens de meest populaire filosofieën van de sociale wetenschappen, conflicten over waarden niet feitelijk kunnen worden beslecht. Morele uitspraken kunnen niet objectief worden aangetoond als waar of onwaar, omdat waarde-oordelen subjectieve voorkeuren zijn, buiten het domein van rationeel onderzoek. In zijn klassieke uiteenzetting over de rol van waarden in sociologisch onderzoek liet Max Weber zijn toehoorders dan ook weten dat “als Tolstoi’s vraag bij u terugkeert: zoals de wetenschap dat niet doet, wie moet dan de vraag beantwoorden: “Wat zullen wij doen, en, hoe zullen wij ons leven inrichten?” … dan kan men zeggen dat alleen een profeet of een verlosser de antwoorden kan geven’ (‘Wetenschap als roeping’, 1919
).
Het merendeel van de sociologische onderzoeken is dus analytisch en verklarend. Zij stellen geen normatieve vragen zoals “Welke waarden zouden de sociale orde moeten bepalen?” en “Hoe zou de maatschappij zich moeten organiseren?” (Marxistische sociologen zijn uiteraard uitgesloten van deze veralgemening, omdat zij over het algemeen een andere kijk hebben op de relatie tussen feiten en waarden, en met Marx stellen dat “de filosofen de wereld slechts geïnterpreteerd hebben, op verschillende manieren; waar het om gaat (…) is haar te veranderen”.)
Hoewel sommige hedendaagse (niet-marxistische) sociologen, zonder noodzakelijkerwijs te beweren profeten te zijn, niettemin geprobeerd hebben niet-relativistische grondslagen te vinden voor oplossingen voor ethische vraagstukken, bijvoorbeeld door (in het belang van een waarde zoals rechtvaardigheid of vooruitgang) die morele principes te identificeren die de sociale verhoudingen en instellingen zouden moeten reguleren. Derek L. Phillips (Toward a Just Social Order, 1986) heeft het controversiële argument naar voren gebracht dat, aangezien beweringen over waarheid en kennis (niet minder dan beweringen over wat zou moeten zijn) berusten op consensus onder een gemeenschap van onderzoekers, zowel verklarende als normatieve theorieën dezelfde epistemologische status hebben, en daarom in gelijke mate vatbaar zijn voor rationele rechtvaardiging.