Man’s Search For Meaning is een non-fictie werk dat gaat over Viktor Frankl’s ervaring in de Nazi concentratiekampen, evenals zijn psychotherapeutische techniek genaamd logotherapie. Frankl geeft de lezer nooit een lineair verhaal van zijn tijd in de kampen – in plaats daarvan is hij meer gericht op het uitleggen hoe de dagelijkse worstelingen van het kampleven de mentale toestand van de gevangenen beïnvloedden. Als gevolg daarvan geeft hij alleen details over zijn ervaringen wanneer die details kunnen worden gebruikt als bewijs voor zijn psychologische theorieën.
Frankl zegt dat, gebaseerd op zijn observaties van zijn medegevangenen, de typische gevangene drie mentale stadia doorloopt: shock in de eerste dagen na zijn aankomst, apathie en “emotionele dood” als hij eenmaal gewend is geraakt aan het leven in het kamp, en desillusie met het leven nadat hij bevrijd is. Het grootste deel van het eerste deel van het boek, “Ervaringen in een Concentratiekamp”, gaat in op wat er gebeurde met apathische gevangenen en hoe Frankl erin slaagde deze apathie te vermijden.
De kern van Frankls filosofie is dat het diepste verlangen van een mens is betekenis te vinden in zijn leven, en als hij die betekenis kan vinden, kan hij alles overleven. Frankl vond betekenis in zijn ervaringen in het concentratiekamp door te besluiten dat hij zijn lijden ging gebruiken als een kans om van zichzelf een beter mens te maken. In plaats van apathisch te worden en te accepteren dat hij gedoemd was om te sterven, koos hij ervoor om zijn lijden te omarmen. Volgens Frankl wordt het lot van een mens in het leven weliswaar beïnvloed door de omstandigheden waarin hij verkeert, maar is hij uiteindelijk vrij om zijn eigen weg in het leven te kiezen. Zelfs in de slechtst mogelijke situatie heeft de mens altijd de vrijheid om zijn houding ten opzichte van het leven te kiezen.
Frankl beweert dat er drie manieren zijn om zin in het leven te vinden: door werk, door liefde, en door lijden. Frankl hield zijn wil tot zingeving – zijn verlangen om een zinvol leven te leiden – levend tijdens zijn drie jaar in de kampen door zich te concentreren op de mogelijke betekenissen die hij voor zichzelf kon creëren. Naast het vinden van betekenis in zijn lijden, motiveerde Frankl zichzelf door na te denken over het werk dat hij wilde doen na zijn vertrek uit het kamp. Hij wilde namelijk zijn manuscript over logotherapie herschrijven – een manuscript dat de nazi’s hem afnamen toen hij in Auschwitz aankwam. Frankl vond ook hoop in de liefde, en het beeld van zijn vrouw hielp hem door veel van zijn moeilijkste tijden heen.
Frankl was in staat om zijn werk, liefde en lijden te gebruiken om zichzelf in leven te houden, omdat hij voelde dat hij verantwoordelijk was voor en aan hen. Hij betoogt dat de mens de algemene betekenis, of superbetekenis van het leven niet kan begrijpen – in plaats daarvan moeten we zoeken naar manieren om elk individueel moment waardevol te maken. Ieder mens heeft een unieke roeping die alleen hij kan volbrengen, en hij is verantwoordelijk voor het ondernemen van deze taak.
Het tweede deel van het boek, “Logotherapie in een notendop,” is gewijd aan het in meer detail uitleggen van Frankl’s ideeën over logotherapie. Hij legt uit dat de wil van de mens tot zingeving existentieel gefrustreerd kan raken, wat op zijn beurt noögenische neuroses kan uitlokken. Met andere woorden, als een mens de zin of het doel in zijn leven niet kan vinden, kan hij psychische problemen ontwikkelen die moeten worden aangepakt. Frankl stelt dat iedereen ernaar moet streven om in een toestand van noö-dynamiek te verkeren, waarin er een spanning bestaat tussen wat men al heeft gedaan en wat men hoopt te bereiken. Voor Frankl is deze spanning tussen verleden en heden van vitaal belang voor de geestelijke gezondheid. Degenen die therapie nodig hebben, helpt Frankl hun angsten te overwinnen door gebruik te maken van paradoxale intentie, waarbij de persoon precies datgene probeert te bewerkstelligen waar hij bang voor is. Uiteindelijk probeert logotherapie zijn patiënten te helpen doelen te ontwikkelen – of het nu gaat om het kwijtraken van een fobie of het overleven van een afschuwelijke situatie – en manieren te vinden om die doelen op een zinvolle manier te bereiken.
Frankl eindigt zijn boek met te zeggen dat “de mens dat wezen is dat de gaskamers in Auschwitz heeft uitgevonden; maar hij is ook dat wezen dat rechtop die gaskamers binnenging, met het Onze Vader of het Shema Yisrael op zijn lippen.” Frankl gelooft dat, hoewel de mens zeker in staat is om kwaad te doen, geen enkel individueel mens kwaad moet zijn. Ieder mens heeft het vermogen om zijn gedrag en houding in elke mogelijke situatie te veranderen. In zijn postscriptum bevestigt Frankl dit geloof als de basis voor zijn tragisch optimisme, of het geloof in het belang van “ja” zeggen, ondanks alles.