Een van de grootste mysteries van de psychologie lijkt te zijn opgelost. “Kleine Albert”, de baby achter John Watson’s beroemde emotionele conditioneringsexperiment uit 1920 aan de Johns Hopkins University, is geïdentificeerd als Douglas Merritte, de zoon van een verpleegster genaamd Arvilla Merritte die woonde en werkte in een ziekenhuis op de campus ten tijde van het experiment – en 1 dollar ontving voor de deelname van haar baby.
In de studie stelden Watson en promovendus Rosalie Rayner de 9 maanden oude baby, die zij “Albert B” noemden, bloot aan een witte rat en andere harige voorwerpen, waar de baby graag mee speelde. Later, als Albert met de witte rat speelde, maakte Watson een hard geluid achter het hoofd van de baby. Na een aantal conditioneringsproeven, introduceerden Watson en Rayner de dieren en harige voorwerpen opnieuw zonder het enge geluid. Door de conditionering waren de dieren en voorwerpen die eens een bron van vreugde en nieuwsgierigheid waren, een trigger van angst geworden.
Watson had geen reden om Albert’s ware identiteit te onthullen, en hij heeft het kind nooit gedeconditioneerd. (Watson werd ook ontslagen van de universiteit rond dezelfde tijd vanwege een affaire met Rayner.) Sindsdien zijn het lot en de identiteit van de kleine Albert een steeds terugkerende vraag geweest onder psychologie geleerden, waaronder Hall P. Beck, PhD, psycholoog aan de Appalachian State University, die met een team van collega’s en studenten, naar antwoorden zocht. Zeven jaar lang struinden Beck en zijn medewerkers historisch materiaal af, overlegden met gezichtsherkenningsexperts, ontmoetten familieleden van de jongen die volgens hen Albert was.
Eindelijk kwamen de stukjes van de puzzel samen. De kenmerken van Douglas en zijn moeder kwamen overeen met vrijwel alles wat bekend was over Albert en zijn moeder. Net als de moeder van Albert, werkte de moeder van Douglas in een kinderziekenhuis op de campus, het Harriet Lane Home. Net als Albert was Douglas een blanke man die het tehuis in het begin van de jaren 1920 verliet en in dezelfde tijd van het jaar geboren werd als Albert. Wat meer is, een vergelijking van een foto van Albert met Douglas’ portret onthulde gelijkenissen in het gezicht.
Helaas ontdekte het team ook dat Douglas op 6-jarige leeftijd overleed aan verworven hydrocephalus, en was niet in staat om te bepalen of Douglas’ angst voor harige objecten bleef bestaan nadat hij Hopkins had verlaten.
Het team, waarvan ook Sharman Levinson, PhD, van The American University in Parijs, en Gary Irons, de kleinzoon van Arvilla Merritte deel uitmaakten, publiceerde hun bevindingen in de American Psychologist van oktober (Vol. 64, No. 7). Het artikel bevredigt niet alleen een lang gekoesterde nieuwsgierigheid, maar weerspiegelt ook een groeiende belangstelling voor het lot van deelnemers aan onderzoek, zegt Cathy Faye, van de Archives of the History of American Psychology aan de Universiteit van Akron. Deelnemers aan zulke beroemde, controversiële studies “zijn onwetende hoofdrolspelers geworden wier verhalen steeds opnieuw worden verteld in psychologie leerboeken,” zegt ze. “Dus mensen worden erg nieuwsgierig: wie waren ze, en hoe voelden ze zich over het experiment?”
Beck is blij dat zijn studenten een aantal van die vragen hebben beantwoord, maar de echte bonus, gelooft hij, is wat ze hebben opgedaan in het onderzoeksproces.
“De zoektocht bracht hen verder dan het uit het hoofd leren van hun colleges en tekstboeken, en voor het eerst in de creatieve wereld van psychologisch onderzoek,” zegt hij. “Uiteindelijk was dat zelfs belangrijker voor hen dan het vinden van Albert.”
-T. DeAngelis