Tennessee telde tijdens de Tweede Wereldoorlog elf krijgsgevangenenkampen. Vier waren grote installaties. Camp Crossville werd gebouwd op de plaats van een verlaten werkkamp van het Civilian Conservation Corps uit 1930. Camp Forrest en Camp Campbell waren bestaande legerinstallaties met extra ruimte waar gevangenen werden ondergebracht. Het Memphis Armed Service Forces Depot huisvestte ook gevangenen, aanvankelijk als dependance van een kamp in Como, Mississippi.
Hoewel het door de plaatselijke bevolking de bijnaam “Jappenkamp” kreeg, bevatte het kamp in Crossville eigenlijk alleen Italiaanse en Duitse gevangenen. Onder de eerste gevangenen bevonden zich ongeveer 1.500 Duitsers, waarvan de meesten veteranen waren van Generaal Erwin Rommel’s Afrika Korps. Camp Forrest herbergde bijna twee keer zoveel Duitsers. Campbell was een kamp voor speciale doeleinden dat diende als een veilige haven voor toegewijde “anti-nazi’s”. Ironisch genoeg was de discipline in dit kamp vaak een probleem, omdat deze Duitse democraten onophoudelijk onder elkaar ruzie maakten. De Memphis-installatie herbergde Duitse en Italiaanse gevangenen.
Gezien de welwillende behandeling, die in Amerikaanse kampen gebruikelijk was, waren de gevangenen over het algemeen coöperatief. Vooral Italiaanse gevangenen bleken sympathiek. Gevangenen moesten soms voor een gering loon arbeid verrichten, meestal in de landbouw. Gewoonlijk voerden zij hun taken naar behoren en zonder incidenten uit. Degenen die weigerden te werken of slecht presteerden werden gestraft met verminderde rantsoenen, soms beperkt tot brood en water. Toen er in de herfst van 1944 een tekort was aan arbeidskrachten in de katoenpersen en pakhuizen in Memphis, werkten gevangenen uit het kamp in Memphis daar, en sommigen werden naar Arkansas gestuurd om katoen te plukken.
De beveiliging in de kampen was nogal laks. Gevangenen mochten bijvoorbeeld buiten de kampen gaan wandelen. De meesten kwamen altijd terug. Van de 356.560 gevangenen in de Verenigde Staten, “ontsnapten” er slechts 1.583, en van hen werden er slechts tweeëntwintig nooit meer gevangen genomen.
Hoewel ontsnappingspogingen zeldzaam waren, waren ze vaak interessant. De eerste twee geregistreerde ontsnapten sprongen in november 1942 uit een trein op weg naar Camp Forrest. Ze werden een paar dagen later gearresteerd. Een Afrika Korps veteraan liep uit Camp Forrest naar het nabijgelegen Tullahoma, nam de 9:25 trein naar Nashville, en ging op kroegentocht met een nietsvermoedende GI op verlof voordat hij de volgende dag tijdens een routinecontrole werd aangehouden. Een ontsnapte uit Camp Crossville die vloeiend Engels sprak, bleef maandenlang op vrije voeten voor hij terugkeerde. Niet elke ontsnappingspoging had een gelukkig einde, als we het volgende verhaal mogen geloven. Drie Duitse onderzeeërs die ontsnapten uit Crossville kwamen bij een berghut. Oma kwam naar buiten en zei dat ze weg moesten gaan. Toen ze niet weggingen, schoot ze een van hen dood. Toen een plaatselijke hulpsheriff arriveerde en haar vertelde wat er gebeurd was, snikte de vrouw en beweerde dat ze nooit geschoten zou hebben als ze geweten had dat het Duitsers waren. “Ik dacht dat het Yankees waren,” zei ze.
De omstandigheden waren comfortabel voor “gevangenen”. Volgens de Conventie van Genève had de vijand het nooit zonder. Entertainments waren aan de orde van de dag. In Campbell bijvoorbeeld, kochten de gevangenen muziekinstrumenten van de winst van de kantine en vormden twee complete orkesten. Duitse gevangenen in Memphis vormden ook een orkest. De kampautoriteiten stonden toe dat de gevangenen kranten uitgaven, zowel in Crossville als in Camp Campbell. Behoudens disciplinaire problemen, mochten de gevangenen zelfs bier en wijn kopen!
In bijna elk kamp werden onderwijsprogramma’s opgezet. Engels was de meest voorkomende cursus. Standaardcursussen in scheikunde, wiskunde en dergelijke werden ook aangeboden, samen met plaatselijke specialiteiten zoals pianolessen in Crossville en een cursus over “De Symboliek van de Amerikaanse Grappen” in Campbell.
Er bestaat weinig twijfel over dat de gevangenen de vriendelijke behandeling die ze kregen op prijs stelden. Zij uitten dit in brieven en tijdens naoorlogse bezoeken. Enkelen emigreerden zelfs naar de gebieden waar zij gevangen hadden gezeten. In 1984 bezocht een groep Duitse gevangenen Memphis en de plaats van hun oude kamp.