Abstract and Background
Abstract
Achtergrond: Statistische modellen gebaseerd op item response theorie werden gebruikt om (a) de prestatie van individuele Positieve en Negatieve Syndroom Schaal (PANSS) items en hun opties te onderzoeken, (b) de effectiviteit van verschillende subschalen om te discrimineren tussen individuele verschillen in ernst van de symptomen, en (c) de geschiktheid van cutoff scores onlangs aanbevolen door Andreasen en haar collega’s (2005) om symptoom remissie vast te stellen.
Methodieken: Optiek karakteristieken werden geschat met behulp van een niet-parametrisch item-respons model om de waarschijnlijkheid van het onderschrijven van elk van de 7 opties binnen elk van de 30 PANSS items te onderzoeken als functie van de gestandaardiseerde, algehele ernst van de symptomen. Onze gegevens waren baseline PANSS scores van 9205 patiënten met schizofrenie of schizoaffectieve stoornis die tussen 1995 en 2003 waren ingeschreven in ofwel een groot, naturalistisch, observationeel onderzoek ofwel in 1 van de 12 gerandomiseerde, dubbelblinde, klinische trials waarin olanzapine werd vergeleken met andere antipsychotica.
Resultaten: Onze analyses tonen aan dat de meerderheid van de items die de Positieve en Negatieve subschalen van de PANSS vormen, zeer goed presteren. We hebben ook belangrijke gebieden voor verbetering of herziening geïdentificeerd in items en opties binnen de subschaal Algemene psychopathologie. De positieve en negatieve subschaalscores zijn niet alleen meer discriminerend voor individuele verschillen in ernst van de symptomen dan de algemene psychopathologie subschaalscore, maar zijn gemiddeld ook efficiënter dan de 30-item totaalscore. Van de 8 items die onlangs werden aanbevolen om symptoomremissie vast te stellen, presteerde er 1 duidelijk anders dan de 7 andere en zou ofwel moeten worden geschrapt ofwel opnieuw moeten worden beoordeeld, waarbij patiënten een lagere score van 2 (in plaats van 3) moeten behalen om remissie aan te geven.
Conclusie: Deze eerste analyse van de PANSS ondersteunt de goede psychometrische eigenschappen; de meeste PANSS items waren ofwel zeer goed ofwel goed in het beoordelen van de ernst van de ziekte. Deze analyses identificeerden wel enkele items die verder verbeterd zouden kunnen worden voor het meten van individuele verschillen in ernst of voor het bepalen van remissiedrempels. De bevindingen suggereren ook dat de positieve en negatieve subschalen gevoeliger zijn voor verandering dan de totaalscore van de PANSS en dus een “mini PANSS” kunnen vormen die betrouwbaarder is, een kortere toedieningstijd en training vereist, en mogelijk de grootte van de steekproef voor toekomstig onderzoek vermindert.
Achtergrond
De Positive and Negative Syndrome Scale (PANSS) is de meest gebruikte maat voor het meten van de ernst van symptomen bij schizofrenie. Deze schaal met 30 items wordt gewoonlijk afgenomen door getrainde clinici die het huidige niveau van ernst van elk symptoom (item) evalueren door 1 van de 7 opties (gewichten), genummerd van 1 tot 7, te onderschrijven. De PANSS heeft een hoge interne betrouwbaarheid, een goede constructvaliditeit en een uitstekende gevoeligheid voor verandering aangetoond in zowel korte- als langetermijnonderzoeken. Ondanks uitgebreid psychometrisch onderzoek is het echter onduidelijk hoe individuele PANSS-items verschillen in hun bruikbaarheid bij het beoordelen van de ernst van schizofrenie.
Studies die de psychometrische eigenschappen van de PANSS hebben onderzocht, hebben zich zonder uitzondering gericht op schattingen van schaalbetrouwbaarheid, validiteit, en factoranalyse met behulp van methoden uit de klassieke testtheorie en hebben meestal 5 onderliggende factoren geïdentificeerd. Methoden die gebaseerd zijn op de klassieke testtheorie berusten voornamelijk op omnibusstatistieken die het gemiddelde nemen over individuele variatieniveaus en bieden geen mogelijkheid om de kwaliteit van individuele items of opties over verschillende niveaus van ernst van de symptomen te meten. Methoden op basis van itemresponstheorie (IRT) bieden daarentegen aanzienlijke verbeteringen ten opzichte van klassieke technieken, omdat zij de relatie tussen itemresponsen en ernst van de symptomen rechtstreeks modelleren en kwantificeren hoe de prestaties van individuele items en opties (ernstniveaus 1 tot 7) veranderen als functie van de totale, gestandaardiseerde ernst van de symptomen. IRT-analyses leveren unieke en relevante informatie op over (a) hoe goed een set itemopties het volledige continuüm van symptoomernst beoordeelt, (b) of gewichten toegekend aan individuele itemopties geschikt zijn voor het meten van een bepaalde eigenschap of een bepaald symptoom, en (c) hoe goed individuele items of subschalen verbonden zijn met het onderliggende construct en discrimineren tussen individuele verschillen in symptoomernst (zie de publicatie van Santor en Ramsay voor een overzicht).
IRT methoden zijn ideaal voor het onderzoeken van de prestaties van opties binnen items die moeten worden gebruikt om remissie van psychopathologie te definiëren. Andreasen en haar collega’s publiceerden richtlijnen die aanbevelen dat remissie van schizofrenie wordt gedefinieerd als het bereiken van optiescores kleiner dan of gelijk aan 3 op elk van slechts 8 PANSS items: Wanen, Ongewone Gedachten, Hallucinerend Gedrag, Conceptuele Desorganisatie, Maniërismen en Posturisme, Afgestompt Effect, Sociale Terugtrekking, en Gebrek aan Spontaniteit. Het stellen van gelijke remissie drempels (≤3) voor alle 8 items suggereert dat het niveau van symptoom ernst dat overeenkomt met “3 of minder” over het algemeen gelijk is voor alle 8 items. Als het gebied van ernst van de symptomen waarbij opties 1, 2 en 3 het meest waarschijnlijk worden onderschreven, verschilt tussen de items, dan zijn sommige items invloedrijker dan andere bij het bepalen of al dan niet aan remissie is voldaan. Anderzijds, als de drempel van “3 of minder” overeenkomt met een hogere ernst voor een item (d.w.z. gemakkelijker bereikt naarmate de ernst van de symptomen toeneemt), dan is ofwel dat item overbodig (omdat het waarschijnlijker is dat het als eerste wordt bereikt) of anders moet de drempel naar beneden worden bijgesteld. Bijvoorbeeld, de remissie drempel voor dat item zou kunnen worden vastgesteld op 2 in plaats van op 3. IRT-analyses onderzoeken de manier waarop individuele item opties (en cutoff scores) zijn gerelateerd aan de algehele ernst van de symptomen, wat van centraal belang is voor het evalueren van de geschiktheid van voorgestelde cut-point scores (drempels) die ziekte remissie bepalen.
De drie hoofddoelen van onze studie zijn (a) het onderzoeken en karakteriseren van de prestatie van individuele items van de PANSS op zowel optie (ernst) als item (symptoom) niveau met als doel het identificeren van gebieden voor verbetering, (b) het onderzoeken van het vermogen van verschillende subschalen om te discrimineren tussen individuele verschillen in ziekte-ernst, hetgeen dan een betere maat voor verandering zou kunnen opleveren, en (c) het evalueren van de geschiktheid van items en opties voorgesteld voor het bepalen wanneer symptoom-remissie is bereikt.