Vraag: “Hoe is Jeremia gestorven?”
Antwoord: Jeremia was een van de belangrijkste profeten van het oude Israël en een sleutelfiguur in het Oude Testament. De Bijbel bevat meer informatie over zijn leven en tijd dan enige andere profeet. Maar over hoe Jeremia stierf, laat de Schrift geen verslag na. De traditie van de Kerk suggereert dat Jeremia in Egypte door de Joden werd gestenigd.
Jeremia profeteerde in Juda rond 626-587 v.Chr., beginnend in de regering van Koning Josia en doorlopend tot de val van Juda onder de Babyloniërs. Gedurende zijn 40-jarige bediening overleefde Jeremia vele confrontaties met de dood. Na de dood van Josia maakte Jeremia de priesters van Israël woedend en maakte hij machtige vijanden door zich van hen te vervreemden. In een preek in de tempel drong Jeremia er bij het volk op aan om hun afgoden weg te doen, berouw te tonen over hun zonden, en op te houden met hypocriet te zijn in hun eerbetoon aan God in de tempel. Hiervoor werd hij uit de tempel verbannen, hoewel hij zelf de zoon van een priester was, en de priesters hem trachtten te doden. Bovendien waarschuwde de profeet zijn landgenoten regelmatig om zich te onderwerpen aan Babylon, een natie die God had aangewezen om Israël te tuchtigen. Als gevolg daarvan werd Jeremia veracht als een verrader, en zijn leven werd vaak in gevaar gebracht. Op een keer, toen het volk besloot dat Jeremia moest sterven, kwam God tussenbeide en verklaarde dat zij in plaats daarvan zouden sterven (Jeremia 11:21-23).
Jeremia verzette zich vaak tegen de favoriete profeten van de koning, waardoor hij steeds meer tegenstanders op hoge plaatsen kreeg. Tijdens een rustpauze in de laatste dagen van het beleg van Jeruzalem, verliet Jeremia de stad, vermoedelijk om zijn familie in Anathoth te bezoeken. Hij werd opgepakt en gearresteerd in Benjamin, beschuldigd van desertie, geslagen en gevangen gezet (Jeremia 37:11-16). Na een beroep te hebben gedaan op Koning Zedekia, werd Jeremia onder huisarrest geplaatst. Daar werd hij door Jeremia’s vijanden in een verlaten regenput gegooid om te sterven, maar hij werd gered door een Ethiopiër genaamd Ebed-Melech (Jeremia 38).
Spoedig daarna veroverden de Babyloniërs Jeruzalem. Nebukadnessar gaf bevel Jeremia geen kwaad te doen. De profeet werd vrijgelaten en mocht naar Mizpa gaan. Onze laatste glimp van Jeremia in de Schrift is toen hij onder dwang werd meegenomen door een groep Joodse rebellen die Juda verlieten om in Egypte te gaan wonen rond 585-582 v.Chr. (Jeremia 43-45).
Volgens de vroege kerkvader Tertullianus stenigden de Joden Jeremia in Daphne (Tahpanhes in het Hebreeuws), Egypte. Jeremia’s “misdaad” was dat hij hun waarheden vertelde die zij niet wilden horen. De traditie van Jeremia’s martelaarschap wordt ondersteund door andere eerste-eeuwse, buitenbijbelse geschriften (Levens van de Profeten), en aangehaald in de werken van Hiëronymus, Isidore van Sevilla’s De Ortu Et Obitu Patrum, en Peter Comestor’s twaalfde-eeuwse Historia Scholastica. Echter, één Joodse traditie beweert dat, toen Nebukadnezar rond 569 v.Chr. Egypte binnenviel, hij Jeremia meenam van Egypte naar Babylon, waar Jeremia stierf.
De woorden “sommigen stierven door steniging” in Hebreeën 11:37 zijn heel goed een toespeling op Jeremia’s dood. In dit hoofdstuk van het Nieuwe Testament, dat door sommigen de “Hal van het Geloof” wordt genoemd, wordt een lange lijst van geloofshelden uit het Oude Testament geïntroduceerd, waaronder anonieme martelaren en gemartelde heiligen. Hoewel we het niet met zekerheid kunnen zeggen, stierf Jeremia waarschijnlijk door steniging in Egypte.