Over ontwikkelingsdysplasie van de heup of DDH
Ontwikkelingsdysplasie van de heup (DDH) tast het heupgewricht bij baby’s en jonge kinderen aan.
Het gebeurt wanneer de heupbal van een baby niet op de juiste plaats in de heupkom zit. Hierdoor kan de heup los en instabiel worden. Het kan zelfs tot ontwrichting leiden, wanneer de bal geheel of gedeeltelijk uit de kom schiet.
Normaal gesproken is slechts één heup aangedaan, meestal de linkerheup. Maar soms zijn beide heupen aangedaan.
DDH kan bij de geboorte optreden of zich in de weken of maanden na de geboorte ontwikkelen.
DDH kan variëren van mild tot ernstig. Het is niet pijnlijk.
Tekenen en symptomen van DDH
Als uw baby of jong kind ontwikkelingsdysplasie van de heup (DDH) heeft, kunt u de volgende tekenen zien, maar ze zullen niet altijd duidelijk zijn:
- Een van de benen van uw baby lijkt korter. Dit is te zien als uw baby op haar rug ligt en haar heupen en knieën in een hoek van 90° zijn gebogen.
- De beentjes van uw baby zitten strak als u ze probeert te openen om zijn luier te verschonen.
- Uw baby heeft ongelijke dijbeenplooien.
- Uw kind loopt mank als het ouder wordt.
Moet uw kind naar de dokter in verband met DDH?
U moet met uw kind naar de huisarts gaan als u een van de bovenstaande verschijnselen van ontwikkelingsdysplasie van de heup (DDH) opmerkt.
Tests op DDH
Dokters en/of verloskundigen voeren bij alle pasgeboren baby’s in de eerste levensdagen een zeer zorgvuldig lichamelijk onderzoek van beide heupen uit.
Uw huisarts of kinder- en gezinsverpleegkundige voert deze onderzoeken na zes weken opnieuw uit. En uw kinder- en gezinsverpleegkundige controleert de heupen van uw baby bij elke afspraak in de eerste 12 maanden van het leven van uw baby.
Als uw gezondheidswerker ontwikkelingsdysplasie van de heup (DDH) vermoedt, kan uw baby een heupechografie of een röntgenfoto krijgen.
Als u een familiegeschiedenis van DDH hebt of als uw baby in stuit lag, kan een heupechografie worden aanbevolen op de leeftijd van acht weken.
U kunt worden doorverwezen naar een pediatrisch orthopedisch chirurg voor een specialistisch advies.
Behandeling voor DDH
Als bij uw baby als pasgeborene of jonge baby ontwikkelingsdysplasie van de heup (DDH) wordt vastgesteld, kunnen artsen u een brace aanraden. Baby’s met een beugel krijgen meestal om de 4-6 weken een heupecho om hun vooruitgang te volgen.
Voor milde en matige DDH dragen kinderen over het algemeen drie maanden een beugel. Bij ernstigere DDH dragen baby’s zes maanden of langer een beugel. Baby’s met ernstigere DDH kunnen ook een operatie nodig hebben.
Hoe vroeger DDH wordt vastgesteld en met bracen wordt begonnen, hoe beter. Als baby’s ouder dan vijf maanden zijn wanneer de diagnose DDH wordt gesteld, is de kans groter dat ze complicaties krijgen en een complexere behandeling zoals een operatie nodig hebben.
DDH-preventie
DDH kan soms worden veroorzaakt doordat je de beentjes van je baby te strak inwikkelt, zodat ze recht zijn en niet kunnen bewegen. Als u uw baby inwikkelt, houd de beentjes dan los, zodat de heupen en knieën kunnen buigen.
Sommige baby’s liggen graag met hun hoofdje naar één kant gedraaid. Dit kan de positie van de heupen van uw baby beïnvloeden. Het is belangrijk om de hoofdpositie van uw baby voor het slapen af te wisselen van rechts naar links. Dit kan ook helpen voorkomen dat uw baby een ongelijk of afgeplat hoofdje krijgt.
Om meer te weten te komen over de juiste manier om uw baby in te wikkelen, bekijk onze video over het inwikkelen van een pasgeborene of onze geïllustreerde gids voor het inwikkelen van baby’s.
Risicofactoren voor DDH
Risicofactoren voor DDH zijn onder meer:
- een sterke familiegeschiedenis van DDH
- stuitligging in de baarmoeder – dat wil zeggen, de baby ligt met het hoofd omhoog en de billen of voeten naar beneden
- weinig vruchtwater in de baarmoeder
- tweelingzwangerschap
- geslacht – DDH komt vier keer zo vaak voor bij meisjes als bij jongens.