“Star Man.” Illustratie door de auteur.Toen ik kunst studeerde aan de Ohio University, hadden we in mijn derde jaar een docent genaamd Frank Holmes die een tweejarige kunstbeurs in Italië had gewonnen, de Prix de Rome. Hij schilderde ongelooflijke taferelen in een klassieke stijl die een verloren kunst schijnt te zijn geworden, maar die de Atelier School aan een nieuwe generatie schilders wil doorgeven.
Nadat ik afgestudeerd was, hield ik een paar van mijn klasgenoten en instructeurs zo goed mogelijk in de gaten en hoorde dat Frank naar New York City, the Big Apple, was gegaan en een loft had gekocht ergens in Manhattan. Het laatste wat ik hoorde was dat hij een piano aan het schilderen was. Een vroegere klasgenoot van mij was hem gaan opzoeken en ontdekte dat hij al meer dan een jaar aan dit schilderij werkte. Om het schilderij te maken had hij niet alleen voorbereidende tekeningen gemaakt, hij had ook veel tijd besteed aan het leren bespelen van het ding, niet alleen het uiterlijk maar ook de auditieve kwaliteiten ervan.
Dit streven van Frank Holmes om zich zo volledig in de piano te verdiepen dat hij de betekenis van de piano kon ervaren, was het beeld dat bij me opkwam toen ik het essay van David Foster Wallace las: “Roger Federer als religieuze ervaring,” de selectie die hij had gekozen om zijn postume essaybundel te openen, die was verzameld onder de titel Both Flesh and Not*.
Dit essay is een opmerkelijke prestatie. Hier is de openingsalinea om uw eetlust op te wekken:
Al bijna iedereen die van tennis houdt en de mannentour op televisie volgt, heeft de laatste jaren wat je Federer Moments zou kunnen noemen gehad. Dit zijn momenten, als je de jonge Zwitser ziet spelen, waarop de kaak zakt en de ogen uitpuilen en geluiden worden gemaakt die echtgenoten uit andere kamers doen binnenkomen om te zien of je in orde bent.
Het is opmerkelijk dat het lezen van David Foster Wallace’s proza – voor de scherpzinnige lezer – hetzelfde effect heeft. Terwijl ik dit essay lees, in een poging om te zien wat al die ophef was over deze legendarische auteur (vorig jaar te zien in de fantastische sleeper-film The End of the Tour), krijg ik een gevoel dat verwant is aan de sensatie die iemand moet hebben gevoeld na het zien van een Houdini-optreden.
De film mag er dan niet in geslaagd zijn om Hollywood-billfolds met greenbacks te vullen, maar hij is er wel in geslaagd om een paar lezers meer kennis te laten maken met de Wallace-sensatie. Ik was er vooraf geen, dus ik ben toegegeven laat bij het feest.
Maar dit alles gaat voorbij aan het punt van mijn blogpost hier, en ik kan er maar beter snel op terugkomen. Het punt is, Wallace is soms een goochelaar met woorden, vooral in dit Roger Federer essay waar hij in ondraaglijk detail de goddelijke talenten schildert die deze sterfelijke tennisspeler tentoonspreidt. Wat Wallace echter doet, is zijn eigen intimiteit met het tennisspel demonstreren, en niet alleen het tennis van vandaag, maar ook zijn voorgeschiedenis, zijn grote spelers uit het verleden, zijn uitdagingen in het heden, en de context waarin deze opmerkelijke mens is ontstaan. Wallace schetst een beeld dat zo levendig is dat een foto niet meer details zou kunnen vastleggen. Een van de woorden waar hij steeds op terugkomt is het woord schoonheid. “Schoonheid is niet het doel van competitiesporten,” schrijft hij, “maar sport op hoog niveau is een uitgelezen plaats voor de expressie van menselijke schoonheid. De relatie is ruwweg die van moed tot oorlog.”