Neem een vergrootglas en bekijk een drukwerk van dichtbij: u zult meteen zien dat wat een doorlopend beeld leek – bijvoorbeeld wat onze ogen waarnemen bij het bekijken van een panorama – in werkelijkheid uit heel veel kleine puntjes bestaat. Dit effect is soms met het blote oog te zien, bijvoorbeeld op krantenfoto’s.
De waarheid is dat we alleen puntjes kunnen drukken. Deze puntjes worden, wanneer ze met de juiste grootte en frequentie op papier worden gedrukt, door onze ogen waargenomen en door onze hersenen verwerkt om een continu beeld te creëren. Dus zelfs drukwerk – net als film – berust op optische illusie.
De technologie die de juiste plaatsing van deze puntjes mogelijk maakt is het halftoonscherm en vandaag gaan we u er alles over vertellen!
Hoe halftoonschermen werken in drukwerk
De techniek die het voor het eerst mogelijk maakte een continu beeld af te drukken met behulp van kleine puntjes werd bedacht in het midden van de 19e eeuw. Velen werkten aan de ontwikkeling van deze technologie, maar het meest commercieel succesvolle patent werd aangevraagd door de Duitser Georg Meisenbach, in 1882.
Om uit te leggen hoe de halftoontechnologie werkt, beginnen we met een eenvoudig voorbeeld: stel dat we een printer hebben die één kleur gebruikt, zwart, en we willen een beeld waarbij zwart vervaagt in wit. Zoiets als dit.
De printer kan maar twee dingen doen: in zwarte kleur afdrukken of helemaal niet afdrukken, met andere woorden witruimte op het papier laten. Om de schaduw te creëren die u in de afbeelding hierboven ziet, moeten we de halftoontechnologie gebruiken.
Waar het zwart het donkerst is, zijn de zwarte stippen groter (of komen ze vaker voor, zoals we zo dadelijk zullen zien), en naarmate we dichter bij het witte gebied komen, worden de stippen kleiner.
Dit is het basisprincipe achter halftoonschermen, heel simpel gezegd. Maar in werkelijkheid liggen de zaken ingewikkelder: er zijn verschillende soorten halftoonrasters en de keuze is gebaseerd op een reeks parameters, zoals het soort drukwerk en het gebruikte papier.
Laten we nu eens kijken naar de twee belangrijkste soorten halftoonrasters: conventionele rasters en stochastische rasters.
Verschillende soorten halftoonrasters
Conventionele rastering in één kleur
Bij conventionele rastering blijven de punten altijd op dezelfde afstand van elkaar staan en variëren alleen in amplitude, met andere woorden, in grootte.
Hoe groter het punt, hoe donkerder de toon en hoe kleiner het punt, hoe lichter de toon. En vergeet niet dat de grootte van de stippen in de orde van microns ligt, wat betekent dat het blote oog alleen een verandering in tint ziet.
Stochastische screening
Bij stochastische screening verandert niet de amplitude, maar de frequentie van de stippen: waar de stippen vaker voorkomen, is de toon donkerder en waar de stippen minder vaak voorkomen, is de toon lichter.
Stochastisch betekent “willekeurig”: de puntjes worden met een grotere frequentie en zonder vast patroon geplaatst, wat resulteert in een natuurlijkere schaduw van hogere kwaliteit.
Kleur- en moirépatronen
We hebben gezien hoe halftoonrasters worden gebruikt bij zwart-witdruk. Maar wat gebeurt er als we kleur gebruiken? Zoals u weet, drukken wij gewoonlijk in 4 kleuren (cyaan, magenta, geel en zwart) die de gewenste toon weergeven. Maar deze vier kleuren worden niet met elkaar vermengd, zoals bijvoorbeeld in een schilderij: in plaats daarvan wordt een reeks stippen in deze vier kleuren naast elkaar gedrukt. Ook hier variëren de schermen de amplitude of dichtheid van de stippen, waardoor de vier kleuren elkaar overlappen.
Als de vier schermen elkaar niet goed overlappen, kan dit een zogenaamd moirépatroon opleveren: een interferentiepatroon dat een ongewenste visuele afwijking veroorzaakt.
Om dit probleem te voorkomen, worden de vier kleurenschermen onder verschillende hoeken gedraaid of wordt hun frequentie gevarieerd.
Zo wordt dus een ogenschijnlijk eenvoudige techniek gebruikt om tinten en kleuren te drukken, waarmee we alle afbeeldingen kunnen maken die we maar willen! Wie had dat gedacht?