Freesmachine, apparaat dat een rond werktuig ronddraait dat een aantal snijkanten heeft die symmetrisch om zijn as zijn gerangschikt; het werkstuk wordt gewoonlijk vastgehouden in een bankschroef of een soortgelijk apparaat dat is vastgeklemd op een tafel die in drie loodrechte richtingen kan bewegen. Schijf- of tonvormige frezen worden door middel van gaten in hun midden vastgeklemd op assen die aan de spindel van de machine zijn bevestigd; zij hebben tanden alleen aan de omtrek of zowel aan de omtrek als aan de voorkant. Een frees is een frees in de vorm van een potlood met een conische schacht die in de machinespindel past; hij heeft snijdende tanden aan de voorkant en spiraalvormige bladen aan de zijkant.
Bij het frezen wordt het werkstuk op een tafel gedragen die hetzij met de hand, hetzij met kracht tegen de draaiende frees wordt aangedreven. Freesmachines produceren gewoonlijk vlakke oppervlakken, maar elke vorm die op de frees kan worden geslepen, zal op het werk worden gereproduceerd. Om de tanden van een tandwiel te frezen, wordt een schijffrees gebruikt met de snijkanten in de vorm van de ruimte (groef) tussen de tanden van het tandwiel, waarbij het blanke tandwiel één ruimte per keer wordt gefreesd.