In deze fractuurgroep begint het proximale uiteinde van de fractuurlijn op enige afstand van het hoofd. Zij omvat basisservicale fracturen, enkelvoudige en multifragmentaire transcervicale fracturen met een varus verplaatsing, als gevolg van adductieletsels, en transcervicale fracturen veroorzaakt door een verticale afschuiving.
Dit zijn extraarticulaire maar intracapsulaire fracturen. De bloedtoevoer naar de femurkop wordt bedreigd omdat de verplaatsing kan leiden tot verstoringen van de bloedvaten die naar de femurkop leiden. Hoe verticaler de fractuurlijn is na reductie, hoe instabieler de constructie wordt door de schuifkrachten die op de fractuur werken.
Röntgenfoto’s in twee vlakken moeten in alle gevallen worden verkregen. Voor een goede radiologische evaluatie zijn röntgenfoto’s in twee vlakken onder een hoek van 90° ten opzichte van elkaar noodzakelijk. In geval van een breuk wordt het laterale beeld verkregen door het zogenaamde kruistafelbeeld te nemen. Indien deze van goede kwaliteit is, kan de chirurg de mate van retroversie en de mate van fragmentatie van de posterieure cortex beoordelen.
De Pauwels-classificatie kan het best intra-operatief worden bepaald, zodra tractie is toegepast en de fractuur is gereduceerd. Daarna is de keuze van fixatie gemakkelijker. Beoordeel op een AP fluoroscopisch beeld de inclinatie van de fractuurlijn. Pauwels type I is een fractuur met 70º van het horizontale.