Donatisme was een controverse die ontstond binnen de Orthodoxe Kerk in het begin van de vierde eeuw. De controverse leidde tot een schisma dat later werd veroordeeld als een ketterij. De controverse had vooral te maken met het optreden van een ascetische, extremistische sekte in de westerse Kerk, die zich vooral beperkte tot de Romeinse provincie Afrika. De controverse spitste zich toe op één enkele kwestie die voortkwam uit de vervolgingen van het begin van de vierde eeuw. Dat was hoe degenen die tijdens de vervolgingen waren afgevallen weer in de Kerk moesten worden opgenomen, vooral afvallige geestelijken. De leer kwam er niet aan te pas.
Geschiedenis
De oorsprong van het schisma vloeide voort uit de onenigheid tussen leden van de sekte, later Donatisten genoemd, en andere leden van de Orthodoxe Kerk. Keizer Diocletianus stelde tijdens zijn heerschappij in de late derde en vroege vierde eeuw vervolgingen in, met name die van 302 tot 305 die gericht waren tegen christenen. Hij gaf hen de schuld van de plagen en pestilentiën die het westerse rijk teisterden en economische en sociale instabiliteit veroorzaakten. Deze vervolgingen waren het hevigst in Romeins Noord-Afrika, rond Carthago. De christenen die afvallig werden, dat wil zeggen offers brachten aan de keizerlijke cultus en de Romeinse staatsgoden en hun heilige christelijke geschriften vernietigden, werden door de regering gespaard. Degenen die dat niet deden, werden gevangen genomen en gewoonlijk gedood. Aangezien het bezit van christelijke literatuur vaak de factor was om te bepalen wie een christen was, behoorden de leden van de clerus tot degenen die het meest kwetsbaar waren voor vervolging. Terwijl velen de marteldood stierven, waren velen vervallen.
Met de dood van Diocletianus in 305 en de afkondiging van het Edict van Milaan door Constantijn de Grote in 313, eindigden de vervolgingen. Toen er vrede in de Kerk kwam, kreeg de Kerk te maken met de verzoening van hen die afvallig waren geworden en naar de Kerk wilden terugkeren, vooral onder de geestelijken. Terwijl de Kerk in het algemeen de weg van boetedoening en vergeving volgde, ontstond in Afrika een sterk gevoel van ascetische zuiverheid. De leden van deze “zuiverheids”-sekte uitten sterke gevoelens tegen degenen die waren afgevallen en noemden hen verraders, christenen die andere christenen hadden verraden. De sekteleden wilden geen berouw aanvaarden van hen die zij als verraders beschouwden en die niet geschikt waren voor verder lidmaatschap van de Kerk.
De kwestie kwam tot een hoogtepunt in 311, Caecilianus werd tot bisschop van Carthago gewijd. Zijn wijding werd door veel Carthagers aangevochten omdat een van de drie wijdende bisschoppen, Felix, bisschop van Aptunga, kopieën van de Schriften had overgeleverd aan Romeinse vervolgers en als een verrader werd beschouwd. Een daaropvolgend concilie van ongeveer zeventig “puristische” bisschoppen formaliseerde het geschil en verklaarde Caecilianus’ wijding ongeldig. Vervolgens verkozen zij Majorinus tot bisschop, die “Romeinse collaborateurs” had gehekeld en weigerde vervallen geestelijken met elkaar te verzoenen. Na zijn dood in 315 kozen de schismatiek Donatus van Casae Nigrae, een Berberse christen, tot bisschop van Carthago. In zijn lange ambtstermijn (315 tot 355) werd hij de woordvoerder van de sekte en leende zijn naam als identiteit voor de schismatiek, de Donatisten.
Naast hun praktijk van esthetiek en extreme zuiverheid was de praktijk van de sekte om afvallige christenen opnieuw te dopen aanstootgevend voor de orthodoxen. Terwijl de gevestigde kerk vervallen geestelijken na een periode van boetedoening weer in dienst nam, verklaarden de Donastisten dat zij niet in aanmerking kwamen om de sacramenten uit te voeren. De praktijken van de sekte werden veroordeeld op de orthodoxe synode van Arles in 314 en door keizer Constantijn I. In 316 vormden de Donatisten hun eigen hiërarchie en scheidden zich af van de kerk.
Het Donatisten-schisma groeide totdat zij tegen 350 de orthodoxen in Noord-Afrika in aantal overtroffen. Elke stad had zowel een orthodoxe als een Donatistische bisschop. Het tij keerde zich pas tegen de Donatisten in de vijfde eeuw, toen de heilige Augustinus in zijn geschriften en debatten met Donatistische bisschoppen in Carthago hun positie sterk betwistte. De Donatistische beweging nam daarna sterk af, en zij verdwenen volledig onder de kracht van de Moslimveroveringen van de zevende eeuw.
- w:Donatist
- Catholic Encyclopedia: Donatisme
- Eeuwen Christelijke Geschiedenis: Donatisme
- Donatisme