Wat me het meest verbaasde aan het alleen zorgen voor een nieuwe baby, was de prachtige eenvoud van het focussen op één relatie. De eerste maanden met mijn dochter Astrid heb ik bijna uitsluitend aan haar gedacht. Ik voelde me vrij van de druk om na te denken over hoe ik eruit zag; ik maakte me geen zorgen over een stapel wasgoed waarvan ik de bodem nooit zag en ik was meer uitgerust dan de meeste pasgetrouwde moeders, die een relatie in stand moesten houden en ook nog een klein kind in leven moesten houden.
Ik had deze voordelen van het alleenstaande moederschap niet verwacht toen ik besloot om te proberen zwanger te worden met behulp van een spermadonor. Ik wist gewoon hoeveel liefde ik een kind kon geven, en hoe graag ik het wilde meemaken hoe het zijn weg door deze wereld zou gaan. Het stereotype van een carrièrevrouw die haar gezin vergeet tot het te laat is, had niet verder van mij af kunnen staan: ik had graag kinderen gehad toen ik begin dertig was. Maar nadat een reeks serieuze vriendjes eindigde in een rebound-relatie en een snelle scheiding op mijn 30e, werd ik voorzichtig met wie ik mijn leven wilde delen.
Toen ik op mijn 37e vrijgezel was, liet ik een vruchtbaarheidstest doen. De uitslag was verbijsterend: als ik kinderen wilde, had ik geen tijd te verliezen. Ik realiseerde me dat als ik de conventie van vriendje voor baby’s wilde volgen, ik me OK moest voelen met het idee geen kinderen op natuurlijke wijze te krijgen – maar ik vond dat vooruitzicht hartverscheurend en was bang dat niet proberen een blijvende spijt zou worden. Dat maakte mijn keuze eenvoudig: Ik koos een donor van een spermabank.
Het proces was verrassend eenvoudig. Hun website leek op een online dating site, maar met meer babyfoto’s, minder flirten. En ik had het geluk snel zwanger te worden, met sperma ingebracht door een dokter. Terwijl de weken verstreken en mijn buik opzwol, was ik vervuld van verwachting. Soms vergat ik zelfs dat het ongewoon was om alleen zwanger te zijn – het was heerlijk om op mijn zwangerschapsyogales een paar alleenstaande moeders te ontmoeten die ook een spermadonor hadden gebruikt.
Toen ik mijn dochter ontmoette, voelde ik een onmiddellijke uitbarsting van liefde. We brachten de eerste maanden door met naar elkaar staren, knuffelen, voeden en slapen. Het leven verstilde tot babyritme. Toen ze haar eerste geluidjes begon te brabbelen, waaronder ‘papa’, vertelde ik haar dat ik zielsveel van haar hield, en dat ze een oma, oom, tante en neefjes en nichtjes had die ook van haar hielden. Ik begon haar ook uit te leggen dat ze een mama heeft en geen papa; dat een lieve man me een ingrediënt heeft gegeven om haar te maken. Vruchtbaarheidsconsulenten raden aan om al van kleins af aan open te zijn over de afkomst van een kind, zodat er nooit een ‘Ga zitten, ik moet je iets vertellen’-moment komt.
Vanaf het moment dat ik vrienden en familie over mijn plannen vertelde, heb ik me verbaasd over mijn leger van supporters. Mijn moeder was eerst bezorgd dat ik het moeilijk zou vinden, maar ze begreep hoeveel het voor me betekende. En nu is ze natuurlijk een van de grootste fans van Astrid. Ik heb ook het geluk dat ik in een liberaal gebied woon (Hove, bij Brighton), maar ik weet dat ik op een gegeven moment te maken zal krijgen met afkeuring over mijn keuze – ik hoop alleen dat ik het ben, en niet Astrid, die ermee te maken krijgt. Ik voel wel het gewicht van de verantwoordelijkheid voor twee ouders. Als mijn dochter koorts heeft, zou ik graag hulp krijgen om te beslissen wanneer ik haar naar het ziekenhuis breng; het zou geweldig zijn om een second opinion te hebben over welk kinderdagverblijf ik moet kiezen. Ik vertel vrienden hoe Astrid, nu twee, me aan het lachen maakt met haar beschrijvingen van ‘aero-copters’ en ‘cutties’ (knuffels), maar ik vermoed dat deze verhalen amusanter zouden zijn als je net zoveel van haar zou houden als ik.
Een kind opvoeden zou ook gemakkelijker zijn met twee inkomens. Als ik een partner had gehad, had ik waarschijnlijk een paar maanden meer zwangerschapsverlof genomen van mijn baan bij een ontwerpbureau, om er een heel jaar van te maken, en net als iedereen die ik ken, ben ik verontwaardigd over de kosten van kinderopvang. Ik bespaar echter geld door weinig avondjes uit te gaan, en ik heb een gemeenschap van solo-moeders gevonden die advies delen over van alles, van slaaptekort tot het omgaan met Vaderdag op de crèche.
Ik hoop nog steeds in de toekomst een partner te ontmoeten. De meeste solo moeders die ik heb ontmoet hebben conventionele gezinnen of relaties niet afgewezen, maar zijn alleenstaand geworden toen ze zich realiseerden dat kinderen gewoon te belangrijk voor hen waren om het risico te lopen ze te missen. Ik heb heel weinig tijd voor mezelf, maar ik weet dat dat zal veranderen naarmate Astrid ouder wordt. Mijn meest verborgen angst, een angst die ik vermoedelijk met veel alleenstaande ouders deel, is dat ik het niet tot op hoge leeftijd zal redden. Het idee dat Astrid geen ouders meer heeft, is moeilijk te bevatten. Maar ik zou mijn dochter – en de manier waarop ze in mijn leven is gekomen – voor geen goud willen veranderen.
In feite ben ik weer zwanger, van een baby die is verwekt met sperma van dezelfde donor. Ik regel hulp voor de eerste weken, zodat mijn beide kinderen de aandacht krijgen die ze verdienen, want ik heb geen partner die de zorg voor mijn kinderen kan delen. En ik denk niet dat het zo eenvoudig zal zijn als toen Astrid nog een pasgeborene was. Maar toch, ik kan niet wachten tot ons gezin drie wordt.
Genevieve Roberts’ boek ‘Going Solo’ verschijnt op 18 april bij Little Brown