Basiswerkstijden met be

Deze pagina toont de basiswerkstijden met het onregelmatige werkwoord be, inclusief de volgende structuren:

  • bevestigend of positief (+)
  • negatief (-)
  • interrogatief of vraag (?)

De basisstructuren zijn:

+ positief subject + hulpwerkwoord + hoofdwerkwoord zijn
negatief subject + hulpwerkwoord + niet + hoofdwerkwoord zijn
? vraag bijvoeglijk naamwoord + onderwerp + hoofdwerkwoord zijn

Maar voor de eenvoudige verleden tijd en de eenvoudige tegenwoordige tijd zijn de structuren niet hetzelfde. In feite zijn ze nog eenvoudiger. Er is geen hulpwerkwoord. Hier zijn de structuren:

+ positief subject + hoofdwerkwoord zijn
negatief subject + hoofdwerkwoord zijn + niet
? vraag hoofdwerkwoord zijn + onderwerp

Hier zijn de vormen van het hoofdwerkwoord zijn die we gebruiken om de tijden te construeren:

basis past simple past participle present participle -ing present simple
be was, waren zijn zijn am, zijn, is

En hier is het resultaat:

12 tijden (zijn) past present future
SIMPLE
present eenvoudig of verleden eenvoudig
uitgezonderd toekomst
zal + zijn
+ ik was ik ben ik zal zijn
Ik was niet Ik ben niet Ik zal niet
? Was ik? Ben ik? Wil ik zijn?
CONTINUOUS
be + being
+ I was being I am being I will be being
Ik was niet zijnde Ik ben niet zijnde Ik zal niet zijnde
zijn? Was ik wezen? Ben ik zijn? Zal ik zijn?
PERFECT
hebben + zijn
+ Ik was geweest Ik ben geweest Ik zal zijn geweest
Ik was niet geweest Ik ben niet geweest Ik zal niet geweest zijn
? Had ik geweest? Heb ik geweest? Wil ik geweest zijn?
CONTINUOUS PERFECT
have been + being
+ I had been I have been I will have been
Ik ben niet geweest Ik ben niet geweest Ik zal niet geweest zijn
? Zal ik geweest zijn? Zal ik geweest zijn? Wil ik geweest zijn?

In de volgende tabel zien we be vervoegd in alle personen in de bevestigende wijs voor 12 grondtijden:

zijn

zijn

geweest

geweest

ZIN past present future
singular I was am zal
jij werd ben zal
hij/zij/het was is zal
plural wij waren zijn zullen
jij waren zijn zullen
zij waren zijn worden
PERFECT verleden present toekomst
singulier ik ben geweest zal
jij geweest geweest zal
hij/zij/het heeft heeft zal
plural wij zijn hebben zullen
jij zijn hebben
zij zijn hadden hadden had geweest zijn zullen
CONTINUOUS verleden present toekomst
singular Ik was zijn ben zijn zal zijn
jij was zijn zijn zijn zullen zijn
hij/zij/het was is wordt
plural wij waren worden zijn worden
jij worden worden
zij worden zijn worden
CONTINUOUS PERFECT verleden tegenwoordig toekomst
singulier Ik heb zijn zullen
jij zijn zijn geweest zal geweest zijn
hij/zij/het heeft geweest heeft geweest zal geweest zijn
plural wij hebben zijn zullen
jij zijn hebben geweest zullen geweest zijn
zij hadden zijn zullen geweest zijn

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.